Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Beleid en wetgeving, historie bodembeschermingsbeleid, landelijk

In Nederland is de afgelopen 30 jaar veel geïnvesteerd in het beleid gericht op het voorkomen van het ontstaan van bodemverontreiniging en de aanpak van bestaande bodemverontreiniging. Deze investering is een logisch gevolg van de wijze waarop de bodemproblematiek zich in die tijd voordeed in Nederland. De resultaten van dit beleid zijn duidelijk zichtbaar: er is aandacht voor de bescherming van de bodem, er is aandacht voor het (her)gebruik van grond en er is veel geregeld op het gebied van sanering van historische bodemverontreiniging.

De aandacht voor bodemverontreiniging ging in eerste instantie vooral uit naar het aanpakken van bestaande gevallen van verontreiniging, de zogenoemde curatieve aanpak. Maar bij bodemsanering kwam bijna altijd verontreinigde grond vrij uit de bodem. Daarmee groeide ook de aandacht voor het op een verantwoorde manier verwerken van deze materiaalstromen en voor het beschermen van de bodem tegen nieuwe verontreiniging (preventie).
Bodembescherming kreeg een wettelijke verankering in het zogenoemde zorgplichtartikel 13 van de Wet bodembescherming, dat onmiddellijke aanpak van alle na 1987 in de bodem geraakte verontreiniging verplicht stelt. De bescherming van de bodem op locaties waar bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden werd aanvankelijk in de Hinderwet geregeld en vanaf 1993 in de Wet milieubeheer. Voor een groot aantal inrichtingen zijn vanaf 2008 algemene regels voor bescherming van het milieu opgesteld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) [zie Beleidsblad Activiteitenbesluit] en bijbehorende regeling. Hierin staan de verplichte maatregelen en voorzieningen om de bodemrisico's bij bodembedreigende activiteiten verwaarloosbaar te maken. Daarnaast omvat het Activiteitenbesluit regels voor het inspecteren van vloeistofdichte vloeren en verhardingen, het uitvoeren van bodemonderzoek en de te treffen beheermaatregelen. Per activiteit wordt aan de hand van deNederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) het vereiste voorzieningenniveau bepaald. Naast het Activiteitenbesluit gelden voor bepaalde bedrijven specifieke regels die in een milieuvergunning worden vastgelegd.

De bescherming van de grondwaterkwaliteit is al langer in beeld: intrekgebieden van drinkwaterwinningen kennen een specifiek op die gebieden gericht beschermingsregime. De bescherming van het grondwater is via meerdere wettelijke regimes geregeld, met name de Waterweten de Wet bodembescherming. Hiermee wordt niet alleen de chemische kwaliteit van het grondwater beschermd maar worden ook problemen als verdroging of verzilting van de bodem tegengegaan.

De concrete regelgeving ter bescherming van de bodem als gevolg van het toepassen van bouwstoffen en hergebruik van grond en baggerspecie was aanvankelijk vastgelegd in het Bouwstoffenbesluit . Het hergebruiken van verontreinigd materiaal maakte een levendige discussie los, waardoor het definitieve in werking treden van het Bouwstoffenbesluit een aantal jaren op zich liet wachten. In de praktijk werkte men daarom gedurende een groot deel van de jaren negentig volgens een door de provincies geformuleerd interim-beleid. Het Bouwstoffenbesluit trad in werking op 1 januari 1999 en reguleerde het gebruik van materialen in bouwwerken. In 2008 is het Besluit bodemkwaliteit gefaseerd in werking getreden. Dit besluit vervangt het Bouwstoffenbesluit, maar gedurende een overgangsperiode blijven onderdelen van het Bouwstoffenbesluit in bepaalde situaties nog wel van kracht [zie Besluit bodemkwaliteit (grondstromen)]. Een belangrijke verandering is dat de regels voor het omgaan met grond en bagger sterker gaan verschillen van de regels voor het omgaan met bouwstoffen. Dit is gedaan omdat deze twee groepen materialen duidelijk anders van aard zijn.