Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Beleid en wetgeving, historie bodemsaneringsbeleid, landelijk

In Nederland is de afgelopen 35 jaar veel geïnvesteerd in het beleid gericht op het voorkomen van bodemverontreiniging en de aanpak van bestaande bodemverontreiniging. Deze investering is een logisch gevolg van de wijze waarop de bodemproblematiek zich in die tijd voordeed in Nederland. De resultaten van dit beleid zijn duidelijk zichtbaar: er is aandacht voor de bescherming van de bodem, er is aandacht voor het (her)gebruik van grond en er is veel geregeld op het gebied van sanering van historische bodemverontreiniging.
De affaire Lekkerkerk, waarbij in een nieuwbouwwijk in Lekkerkerk chemische stoffen onder woningen werden aangetroffen, veroorzaakte vanaf april 1980 in de media en politiek veel opschudding. Besloten werd de wijk te saneren door volledige verwijdering van de verontreiniging. Dit gaf een impuls aan de inventarisatie van dergelijke locaties en de aanpak daarvan.

Tot eind jaren tachtig van de twintigste eeuw was het vermoeden dat sprake was van een relatief beperkt aantal van enkele duizenden gevallen van bodemverontreiniging, waarvan de sanering in opdracht van de overheid zou kunnen plaatsvinden door volledige verwijdering van de verontreiniging. Begin jaren negentig was het aantal bekende gevallen van bodemverontreiniging echter zo groot geworden en de financiële omvang van de aanpak daarvan zo omvangrijk, dat deze aanpak niet meer realistisch werd geacht. Dit zette een aantal bijstellingen van het bodembeleid in gang. Ten eerste is de verantwoordelijkheid en financiering van de aanpak verschoven van de overheid naar andere partijen. Verder is er een decentralisatie geweest van de overheidstaken ten aanzien van programmering en beoordeling van de ernst van verontreiniging en de aanpak daarvan. Ook de beleidsvorming wordt steeds decentraler ingevuld. Tenslotte is er een sterke uniformering gekomen om ervoor te zorgen dat de door de verschillende bevoegde overheden gehanteerde criteria in de beoordeling en aanpak van bodemverontreiniging zoveel mogelijk met elkaar overeen komen. De saneringsdoelstelling is gewijzigd van multifunctioneel (terrein moet na sanering geschikt zijn voor elk gebruik) naar functiegericht (terrein moet na sanering geschikt zijn voor gepland toekomstig gebruik) in combinatie met een kosteneffectieve aanpak van dieper in de bodem voorkomende mobiele verontreiniging [zie Wet- en regelgeving, (land)bodem, landelijk], [Bodemsanering Wet bodembescherming] en [Circulaire bodemsanering]. Door de decentralisatie en aanpak door derden voeren meer mensen en organisaties dan voorheen bodemactiviteiten uit. Mede daarom is steeds meer nadruk komen te liggen op de kwaliteitsborging van de uitvoering [zie Beleid en wetgeving, kwaliteitsborging] en [Uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Kwalibo)]. Het grote aantal (vastgestelde en in potentie) verontreinigde gevallen en de wens om informatie over de kwaliteit van bodem beschikbaar te hebben, heeft de overheid gebracht tot een inventarisatie van de bodemverontreiniging in Nederland, het zogenoemde Landsdekkend beeld bodemverontreiniging [zie Beleid en wetgeving, bodeminformatie, landelijk] en [Beleidsblad Bodeminformatie].

Een uitgebreidere samenvatting van de historie van de bodemregelgeving over de eerste 25 jaar is te vinden in de Leidraad Bodembescherming, praktijkdeel onder 1810.

De drie beleidssporen bodembescherming, grondverzet (incl. baggerverzet) en sanering bleken in hun uitwerking niet overal goed op elkaar aan te sluiten. Dit leverde in de uitvoeringspraktijk knelpunten op. Bovendien ontstond het inzicht dat het bodembeleid verbreed moest worden, vooral omdat niet alleen de chemische eigenschappen (verontreiniging) van de bodem maar ook de biologische en fysische eigenschappen en thema’s als verdroging, erosie en bodemvruchtbaarheid relevant zijn voor het goed kunnen functioneren van de bodem.
In de Beleidsbrief bodem (december 2003) wordt een nieuw kader geschetst om deze verbreding vorm te geven en een betere afstemming van regelgeving uit te werken. In de door de Europese Commissie voorgestelde Thematische bodemstrategie wordt ook ingezet op de verbreding van het bodembeleid. Door middel van het bijgevoegde voorstel voor een Europese kaderrichtlijn Bodem zou een dergelijke verbreding ook afgedwongen kunnen worden. In mei 2014 heeft de Commissie echter het voorstel voor de Europese kaderrichtlijn bodem ingetrokken.

Concrete bodemregelgeving in Nederland ontstond het eerst ten aanzien van bodemsanering. De Interimwet Bodemsanering werd in 1983 het wettelijke kader voor deze inventarisatie. Een breder wettelijk kader voor bescherming van de bodem had wat meer voeten in de aarde: per 1 januari 1987 is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht geworden. In 1994 is de Interimwet Bodemsanering vervallen en is de Wbb uitgebreid met een saneringsregeling [zie Bodemsanering Wet bodembescherming]. In de jaren rond de eeuwwisseling zijn de uitgangspunten van het bodembeleid onder de loep genomen. De resultaten van dit beleidsvernieuwingsproces (Bever) zijn op 1 januari 2006 wettelijk verankerd door ingrijpende wijziging van het saneringshoofdstuk van de Wbb. Begin 2007 heeft een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) laten zien dat tegenover investeringen in bodem globaal genomen evenveel baten staan. Dit is als een steun in de rug voor de bestaande rijksdoelstellingen voor de bodemsaneringsoperatie beschouwd.

De aanpak van locaties waarbij sprake is van risico's op het gebied van gezondheid, ecologie en verspreiding van ernstige grondwaterverontreiniging hebben vanaf 2005 een beleidsmatig steeds grotere prioriteit gekregen. Dit is bekrachtigd in een intentieovereenkomst tijdens de Bestuurdersconferentie van 21 mei 2008, gesloten door IPO, VNG en VROM. Concrete afspraken over het realiseren van beleidsdoelen en de verantwoordelijkheden en financiering bij de aanpak van verontreinigde locaties, zijn op 10 juli 2009 vastgelegd in het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties [zie Beleid en wetgeving, (land)bodembeleid, landelijk]. De sanering van waterbodems wordt binnenkort in de Waterwet geregeld in plaats van in de Wbb[zie (waterbodems in de) Waterwet].

Met de ondertekening is het bodembeleid ingrijpend veranderd en zijn verantwoordelijkheden van het Rijk verschoven naar de provincies en gemeenten. Bij het convenant was een uitvoeringsprogramma opgesteld. In dit programma werden de acties die volgen uit het convenant nader uitgewerkt. Het convenant en het uitvoeringsprogramma hebben een veel bredere scope dan alleen bodemverontreiniging. Doelstelling is de ontwikkeling naar een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Op 17 maart 2015 is een nieuw, een tweede, convenant getekend: Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020. De convenantspartijen vinden dat het eerste convenant goed heeft gewerkt maar dat er ten aanzien van het bodem- en ondergrondbeleid nog veel moet gebeuren en dat alle partijen daarbij moeten samenwerken. Het bedrijfsleven zou dit tweede convenant ook tekenen, dat is niet gebeurd. Op 18 mei 2015 hebben het bedrijfsleven en de rijksoverheid het Convenant Bodem en Bedrijfsleven 2015 getekend. Daarin zijn afspraken gemaakt over duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond, de inventarisatie van KRW-spoedlocaties en wijzigingen in de Bedrijvenregeling.

Met ingang van 22 december 2009 is de Waterwet van kracht geworden. Eén van de wijzigingen betreft de nieuwe integrale benadering van het watersysteem waarvan de waterbodem onderdeel uitmaakt. Dit betekent dat de kwaliteit van de waterbodem geen op zichzelf staand doel meer is, maar onderdeel uitmaakt van het grotere geheel. Waterbodems zijn daarom overgeheveld van de Wet bodembescherming naar de Waterwet.

Per 1 juli 2012 is de gebiedsgericht aanpak van de verontreiniging van het diepere grondwater opgenomen in de Wet bodembescherming. Hiermee is een gebiedsgerichte aanpak van verontreinigingen in het diepere grondwater juridisch verankerd naast de gevalsaanpak en declusteraanpak.

Op dit moment wordt gewerkt aan een verdere modernisering van de bodemregelgeving waarbij het bedoeling is dat de bodemregelgeving in 2018 onderdeel zal gaan worden van de nieuwe Omgevingswet.