Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Beleid en wetgeving, plaats bodembeleid binnen milieubeleid, Europees

Binnen de Europese Unie heeft slechts een handvol landen beleid over de aanpak van bodemverontreiniging. Voorbeelden zijn België (Vlaanderen), Duitsland, Denemarken, Groot-Brittannië en Italië. Vanuit veel landen kijkt men naar Nederland als gidsland en in die landen heeft men vaak ook onderdelen van het Nederlandse beleid ingebouwd in de regelgeving. Dat geldt in mindere mate voor het principe van het multifunctioneel saneren, dat in Nederland lang de basis van het beleid vormde. In de landen die bodembeleid hebben gaat dat doorgaans uit van een risicobenadering. Met de Wbb-wetswijziging van 1 januari 2006 is dit ook in Nederland het uitgangspunt geworden [zie Wet- en regelgeving, (land)bodem, landelijk].

De Europese Commissie heeft op 22 september 2006 een Thematische bodemstrategie voorgesteld, met daarin veel elementen van het vernieuwde Nederlandse beleid uit de Beleidsbrief bodem. Het voorstel is erop gericht de bodem in de Europese Unie geschikt te hebben, en zo nodig te maken, voor het beoogde gebruik. Het voorstel geeft aandacht aan diverse vormen van bodemdegradatie zoals erosie, verlies aan organische stof, verdichting, verzilting, verzuring, diversiteitsverlies bodembiota en bodemverontreiniging.
Kern van het voorstel is een Europese kaderrichtlijn Bodem, die de Lidstaten onder meer verontreinigende activiteiten en de daaraan verbonden risico’s in kaart te brengen. Het gehanteerde beginsel is dat de Richtlijn de kaders bepaalt en dat elke Lidstaat zelf kan bepalen hoe men deze kaders invult. In mei 2014 heeft de Commissie echter het voorstel voor de Europese kaderrichtlijn Bodem ingetrokken. [zie Thematische bodemstrategie EU]

Het Europese afvalstoffenbeleid is van invloed op de bodemregelgeving in ons land. Voor het Besluit bodemkwaliteit geldt dat deze op een zodanige wijze bij dit afvalstoffenbeleid aansluit dat onder voorwaarden hergebruik van grond en bagger als toepassing in en op de bodem en oppervlaktewateren mogelijk is.

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt eisen aan de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater, die ook worden beïnvloed door de kwaliteit van de (water)bodem. De KRW betekent dan ook dat de kwaliteit van bodem en waterbodem geen belemmering mag vormen voor het behalen van die KRW doelstellingen, die in 2015 gerealiseerd moeten zijn. De waterkwaliteitsbeheerder is verantwoordelijk voor het realiseren van de kwaliteit van de waterbodem.
[zie Kaderrichtlijn Water en Grondwaterrichtlijn EU].

De nieuwe Grondwaterrichtlijn (GWR) valt onder de KRW en is op 12 december 2006 definitief vastgesteld door de Raad van Europa. De Grondwaterrichtlijn is een nadere invulling van art. 17 van de KRW en heeft directe geldigheid. De GWR vult de bepalingen van de KRW aan met betrekking tot de inbreng of beperking van verontreinigende stoffen in het grondwater. Beoogt wordt de achteruitgang van de toestand van alle waterlichamen te voorkomen. De GWR geeft richtlijnen voor:

  1. het beoordelen van de geochemische toestand van een grondwaterlichaam,
  2. het signaleren van stijgende trends en
  3. het bepalen van het moment van trendomkering.

Het Nederlands bodembeleid zoals neergelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en de meest recente Circulaire Bodemsanering, geeft invulling aan de KRW-doelstellingen voor grondwater. Nederland heeft deze wet- en regelgeving aangedragen als generieke maatregelen voor de implementatie van de KRW en GWR. De implementatie van de KRW in Nederland wordt geregeld met de Waterwet. [zie (waterbodems in de) Waterwet].

Ernstige of spoedeisende gevallen van grondwaterverontreiniging vallen wel binnen de werkingssfeer van de KRW en GWR. Op basis van een besluit over de instemming met het saneringsplan of gebiedsbeheersplan op grond van de Wet bodembescherming (veelal een bronzone- aanpak in combinatie met het beheren van de restverontreiniging), voldoet een dergelijk geval aan de KRW/GWR.

Een belangrijk aspect binnen de KWR/GWR is de relatie tussen historische grondwaterverontreiniging en winningen voor menselijke consumptie. In de Circulaire bodemsanering worden deze genoemd als mogelijk kwetsbaar object. Het bevoegd gezag Wbb moet bepalen om welke winningen het hierbij gaat – afgezien van de reeds beschermde winningen voor de openbare drinkwatervoorziening – én een afweging te maken of deze worden bedreigd door grondwaterverontreinigingen. Het bevoegd gezag heeft dus de mogelijkheid om de aanpak van verontreinigingen nabij kwetsbare objecten te prioriteren.

Nadere informatie:

externe linkDe Europese Kaderrichtlijn Water en het landelijke bodemsaneringsbeleid