Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Beleidsblad Besluit bodemkwaliteit (baggerspecie)

Titel
Besluit bodemkwaliteit
Regeling bodemkwaliteit

Status
Het Besluit bodemkwaliteit (Staatsblad 2007, 469) is gefaseerd in werking getreden, het laatste onderdeel op 1 juli 2008.

Relatie met overige regelgeving en beleidstukken
Het Besluit is gebaseerd op de Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Waterwet, en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De Regeling bodemkwaliteit (Staatscourant 2007, 247) geeft een technische invulling aan de hoofdregels van het Besluit (waaronder de normen) en uitleg over de uitvoering.

Doelstelling
Het Besluit heeft ten doel milieuhygiënische voorwaarden te stellen aan het nuttig kunnen toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie ter bescherming van de bodem en het oppervlaktewater in balans met ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen.

Reikwijdte
Het Besluit bestaat uit drie onderdelen:
1. De kwaliteit van uitvoering (kortweg Kwalibo) in hoofdstuk 2 van het Bbk;
2. Bouwstoffen in hoofdstuk 3 van het Bbk;
3. Grond en baggerspecie, in hoofdstuk 4 van het Bbk.

Het Besluit heeft alleen betrekking op diffuse bodemkwaliteit. Verontreinigingen van grond en baggerspecie die zijn veroorzaakt door puntbronnen vallen onder de reikwijdte van het saneringsbeleid, zoals vastgelegd in de Wet bodembescherming [zie Bodemsanering Wet bodembescherming] en voor baggerspecie in de Waterwet [zie (waterbodems in de) Waterwet].

Baggerspecie
In het Besluit wordt onder baggerspecie verstaan het materiaal, dat vrijkomt uit de bodem onder oppervlaktewater of de voor oppervlaktewater bestemde ruimte en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.

Inhoud
Het Besluit maakt onderscheid tussen verschillende toepassingsmogelijkheden met bijbehorende toetsingskaders. De locatie van toepassing is daarbij het uitgangspunt. De locatie van herkomst is in beginsel minder van belang, in die zin dat voor baggerspecie, op hoofdlijnen, dezelfde uitgangspunten gelden als voor grond. Hieronder wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste kaders die specifieke betekenis hebben voor baggerspecie. Voor meer algemene informatie over het Besluit en grondstromen [zie Besluit bodemkwaliteit (grondstromen)]. Voor meer informatie over kwaliteitsborging [zie Uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Kwalibo)]

Het Besluit is uitsluitend bedoeld voor functionele (artikel 5) en nuttige toepassingen (artikel 35). Voor de nuttige toepassingen wordt onderscheid gemaakt tussen toepassen en verspreiden, beide in oppervlaktewater en op de landbodem. Het verspreiden is alleen mogelijk voor baggerspecie. Decentrale overheden hebben de mogelijkheid om bepaalde toetsingskaders op een gebiedsspecifieke wijze in te vullen. Voor het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen is alleen generiek beleid van toepassing. De context en inhoud van de bepalingen ten aanzien van het verspreiden van baggerspecie leidt ertoe dat dit in veel gevallen voornamelijk van toepassing is op onderhoudsbaggerwerk waarbij het wenselijk is dat de bagger in het systeem blijft. De toetsingskaders zijn als volgt samen te vatten:

  • een kader voor het toepassen van grond of bagger waterbodem in oppervlaktewater met als normwaarden:
    • de achtergrondwaarden (AW2000)
    • de kwaliteitsklassen met als maximale waarden voor de klasse A (Herverontreinigingsnorm van de Rijntakken)
    • de interventiewaarden (klasse B)
  • een kader voor het verspreiden van baggerspecie in zoet water (in de basis gelijk aan de bovengrens van klasse A).
  • een kader voor het verspreiden van baggerspecie in zout water (in de basis gelijk aan de zoute baggertoets).
  • een kader voor het verspreiden van baggerspecie op het aangrenzende perceel, die gebaseerd is op ecologische risico’s. De risico’s worden (voor de meeste stoffen) uitgedrukt met de parameter msPAF (meer-soorten Potentieel Aangetaste Fractie). De msPAF geeft een indicatie van het deel van de potentieel aanwezige organismen dat nadelige gevolgen kan ondervinden van het aanwezige mengsel van verontreinigingen.
  • een kader voor het aanleggen van grote grondlichamen (grootschalige bodemtoepassing). Voor grootschalige toepassingen geldt een minimaal volume, een minimale toepassingshoogte en de eis voor een erosiebestendige afdeklaag.
  • een kader voor het herinrichten van diepe plassen, waaronder wordt verstaan een met water gevulde verdieping van de (water)bodem die ontstaan is als gevolg van winning of dijkdoorbraak. Het opstellen van een inrichtingsplan is hierbij een vereiste.

Ruimte voor decentraal beleid
Elke lokale (water)beheerder is verantwoordelijk voor de bodem- en waterkwaliteit van zijn beheergebied. Zij kunnen kiezen om zelf normen vast te stellen die optimaal aansluiten bij de functies, kwaliteit en ontwikkelingen van een gebied (lokaal maatwerk). Binnen de eisen die het Besluit stelt, kan een beheerder gebiedsspecifiek beleid opstellen voor één of meerdere delen van het beheergebied. Rekening moet onder meer worden gehouden met: standstill op gebiedsniveau en het vastleggen van het gebiedsspecifieke beleid in een Nota bodembeheer.

Diepe plassen
Het Besluit is eind 2009 aangevuld met de Circulaire herinrichting van diepe plassen en bijbehorende Handreiking voor het inrichten van diepe plassen. Deze aanvulling bevat naast generieke bepalingen de mogelijkheid van de formulering van aanvullend locatiespecifiek beleid. Met behulp van een locatiespecifiek toetsingskader is het toegestaan het generieke kader van de rijksoverheid te verruimen of aan te scherpen.

In de genoemde circulaire is aangegeven dat artikel 63 van het Bbk waarin de toepassing van grootschalige bodemtoepassingen is geregeld, zal worden gewijzigd om de juridische verankering van de nota te versterken. Tot dat moment kan hierop worden geanticipeerd door overeenkomstig de circulaire en bijbehorende handreiking te handelen. Bij geconstateerde afwijkingen kan het waterschap handhavend optreden vanwege schending van de zorgplicht.

Instrumenten
Voor het afleiden van de Lokale Maximale Waarden bij gebiedsspecifiek beleid (toepassen in oppervlaktewater of toepassen op de landbodem) moet de Risicotoolbox gebruikt worden.

De toetsing van de kwaliteitsklassen van baggerspecie gebeurt met software welke is gebaseerd op / gevalideerd met BoToVa. BoToVa staat voor Bodemtoets- en Validatieservice. Met deze service faciliteert de Rijksoverheid de ontwikkelaars van toetsapplicaties.

Nadere informatie
[Besluit bodemkwaliteit (grondstromen)]
externe linkBesluit bodemkwaliteit
externe linkwww.risicotoolboxbodem.nl en externe linkRisicotoolbox (helpdeskwater)
Ministerie van Verkeer en waterstaat, RIVM, 23 januari 2008. Nieuwe normen waterbodems. Normen voor verspreiden en toepassen op bodem onder oppervlaktewater. RWS – Waterdienst rapportnr. 2007-003, RIVM rapportnr. 711701064.
externe linkHandreiking Besluit bodemkwaliteit

Informatie over normstelling en de toetsing van de kwaliteit van baggerspecie is te vinden op externe linkwww.helpdeskwater.nl.