Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Beleidsblad Bodemsanering Wet bodembescherming

Titel:
Bodemsanering op grond van de Wet bodembescherming (Wbb)

Reikwijdte:
De regels met betrekking tot bescherming van de bodem hebben betrekking op verontreiniging die is veroorzaakt na 1 januari 1987. Op verontreiniging veroorzaakt vóór die datum is het saneringshoofdstuk van de Wbb van toepassing (beschreven in apart beleidsblad[zie Bodembescherming Wet bodembescherming]).

Het waterbodembeheer wordt gereguleerd vanuit het watersysteembeheer. Dit houdt in dat de verbetering van de kwaliteit van de bodem en oevers van oppervlaktewaterlichamen, met uitzondering van drogere oevergebieden, onder de Waterwetvalt. De Wet bodembescherming is van toepassing op de landbodem en op drogere oevergebieden. Drogere oevergebieden zijn gebieden die slechts zelden daadwerkelijk onder water staan, en daarom weinig invloed ondervinden van het water van een oppervlaktewaterlichaam. Drogere oevergebieden zijn expliciet als zodanig aangewezen in bijlage II van de Waterregeling (voor rijkswateren) of een provinciale verordening (voor regionale wateren).De Wet bodembescherming is niet van toepassing op waterbodems, tenzij er sprake is van een grensoverschrijdend geval van verontreiniging met de bron in de landbodem.

Inhoud:
In deze samenvatting van de Wbb worden de belangrijkste elementen van de procedures rond bodemsanering gegeven:

  • algemene zorgplicht (artikel 13 Wbb); deze zorgplicht wijst iedere persoon op de eigen verantwoordelijkheid om bodemverontreiniging zo veel mogelijk te voorkomen of ongedaan te maken. Het ongedaan maken kan inhouden een sanering van de verontreinigde bodem;
  • in enkele Algemene Maatregelen van Bestuur zijn voor bepaalde handelingen specifieke regels voor bescherming van de bodem aangegeven:
    • het gebruik van dierlijke meststoffen en kunstmest (Besluit gebruik meststoffen);
    • het lozen van stoffen in de bodem (Activiteitenbesluit en Besluit lozen buiten inrichtingen);
    • het lozen van stoffen uit huishoudens in de bodem (Besluit lozing afvalwater huishoudens);
    • het storten van afvalstoffen (Stortbesluit);
    • het infiltreren van uit oppervlaktewater verkregen water in de bodem (Infiltratiebesluit);
    • het toepassen van grond en bagger of van bouwstoffen op of in de bodem (Besluit bodemkwaliteit).

Op enkele van deze regels wordt hieronder een korte toelichting gegeven. Voor het Besluit bodemkwaliteit is een apart beleidsblad aanwezig. [zie Besluit bodemkwaliteit (grondstromen)

Toepassing zorgplicht Wbb bij MTBE- en ETBE-verontreinigingen
Per 1 februari 2009 is de circulaire van kracht waarin een toelichting wordt gegeven op de wijze waarop de zorgplicht als bedoeld in artikel 13 Wbb wordt toegepast in geval van een verontreiniging van de bodem door de stoffen MTBE en ETBE. De circulaire geeft aan wat de criteria zijn voor de afweging tot in welke mate opgetreden verontreiniging ongedaan dient te worden gemaakt (herstelplicht). Hoewel in principe MTBE en ETBE als milieuvreemde stoffen geheel uit de bodem zouden moeten worden verwijderd zijn er redenen om soms een hogere terugsaneerwaarde te hanteren. Hiervoor geeft de circulaire een afwegingskader.

Lozingen
Voorheen werd de bescherming van de bodem ten aanzien van lozingen geregeld in het Lozingenbesluit bodembescherming. Dit besluit is per 1 januari 2013 vervallen. Het Lozingenbesluit is vervangen door nieuwe afvalwaterregelgeving die op specifieke doelgroepen is gericht. Per 1 januari 2008 is al in werking getreden het Besluit lozing afvalwater huishoudens. De regels hierin hebben betrekking op alle soorten afvalwater die bij particuliere huishoudens vrijkomen. Het besluit bevat onder andere regels voor het gebruik van septic tanks. Voor inrichtingen vervangt het Activiteitenbesluitsinds 1 januari 2008 het Lozingenbesluit voor het merendeel van de bodemlozingen. Voor lozen anders dan vanuit een inrichting is sinds 16 maart 2011 het Besluit lozen buiten inrichtingen van kracht. In dit besluit zijn algemene regels ten aanzien van lozingen opgenomen, regels ten aanzien van lozingen bij specifieke activiteiten zoals lozen van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering en lozen van grondwater bij ontwatering. Ook zijn in dit besluit regels opgenomen ten aanzien van bodemenergiesystemen.

Stortbesluit bodembescherming
Besluit van 23 januari 1993 met regels voor het storten van afvalstoffen. In dit besluit staan de zogenoemde IBC-criteria (criteria voor isoleren, beheersen en controleren) voor het storten van afvalstoffen binnen bedrijven (de wet spreekt van inrichtingen). De te treffen maatregelen moeten voorkomen dat verspreiding van verontreiniging plaatsvindt vanuit de stortplaats en zorgen dat de situatie beheersbaar en controleerbaar blijft. De maatregelen moeten worden genomen in het kader van een vergunning voor het beheren van een stortplaats.

Ruimte voor decentraal beleid:
De Wbb en de daaronder vallende AMvB’s bevatten landelijk geldende regels. Bij de toepassing van deze regels in de praktijk door de bevoegd gezagsinstanties (12 provincies en 29 ‘rechtstreekse’ gemeenten) is op onderdelen decentraal beleid mogelijk. Elders in deze Richtlijn herstel en beheer wordt per bevoegd gezag een samenvatting gegeven van het betreffende decentrale beleid [zie Beleid en wetgeving, bodem- en waterbodembeleid, regionaal].

Instrumenten:
n.v.t.

Nadere informatie:
Informatie op website VROM.
Informatie op website Infomil.