Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Beleidsblad Financiering bodemsanering

Titel:
Beleidsblad Financiering bodemsanering
Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005

Status:
Besluit financiële bepalingen bodemsanering. Besluit van 15 december 2005 (Staatsblad 2005, nr. 681), laatstelijk gewijzigd besluit 22 december 2011 (Staatsblad 2011, 673. Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005. Regeling van 16 december 2005 (Staatscourant 2005, nr. 250), laatst gewijzigd op 16 april 2008 (Staatscourant 2008, nr 98).

Relatie met overige regelgeving of beleidsstukken:
Dit besluit geeft invulling aan de artikelen 76 en 86-87 van de Wet bodembescherming.

Doelstelling:
Dit besluit draagt bij aan de invulling van de volgende beleidsdoelen:

  • het stimuleren van derden tot investeringen in de bodemsanering door verlaging van de kosten van sanering van bedrijventerreinen;
  • het geven van meer ruimte aan decentrale overheden om bij de inzet van overheidsmiddelen te kunnen aansluiten op de maatschappelijke dynamiek en lokale behoeften.

Reikwijdte:
Met dit besluit worden regels gegeven voor de financiering van de programma’s van de bevoegde overheden voor de uitvoering van bodemsanering voor een periode van 5 jaar. Verder zijn de subsidievoorschriften voor de sanering van bedrijfsterreinen opgenomen.

Bodemsanering vindt deels plaats met middelen die door het Rijk aan de bevoegde overheden bodemsanering ter beschikking worden gesteld. Het gaat daarbij om de specifieke uitkering Wet bodembescherming (Wbb) en de brede doeluitkering Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Het ISV-budget wordt door de bevoegde overheden ingezet voor de medefinanciering en stimulering door de overheid van onderzoek en sanering in het stedelijke gebied (de gebieden binnen de bebouwde kom en de uitleggebieden). De bijdrageregeling Wbb doet hetzelfde, voornamelijk voor het landelijke gebied. De bevoegde overheden Wbb ontvangen het geld op basis van hun Meerjarenprogramma‘s.
Naast de landelijke financieringskaders Wbb en ISV zijn er subsidieregelingen. Deze regelingen worden gefinancierd vanuit het Wbb-budget afkomstig uit de VROM-begroting. De Bedrijvenregeling is een voorbeeld van een subsidieregeling vanuit de landelijke overheid voor in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen. Diverse bevoegde overheden hanteren daarnaast lokale subsidieregelingen voor bijvoorbeeld particulieren, ter stimulering van de bodemsaneringsoperatie.

Inhoud Besluit en Regeling:

Budgetverlening aan bevoegde overheden
Het besluit geeft invulling aan de financiële bepalingen uit de Wet bodembescherming die betrekking hebben op de budgetverlening aan de bevoegde overheden.
Het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming van 12 december 2000 wijst de gemeenten aan die voor de toepassing van de Wet bodembescherming worden gelijkgesteld met een provincie. Naast de vier grote steden - Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht - zijn de volgende gemeenten bevoegd gezag Wbb [zie Beleid en wetgeving, bodem- en waterbodembeleid, regionaal]: Alkmaar, Almelo, Amersfoort, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, 's Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Tilburg, Venlo, Zaanstad en Zwolle.
Verder zijn de subsidievoorschriften voor de sanering van bedrijfsterreinen opgenomen in dit Besluit.

Met het sluiten van het Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties op 10 juli 2009 is de financieringswijze van bodemsanering vanuit het rijk gewijzigd. Met ingang van 2010 is de specifieke uitkering op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) vervallen. Bevoegde overheden ontvangen middelen voor de aanpak van bodemverontreiniging via de zogenaamde decentralisatie-uitkering bodem, een gelabelde uitkering in het provincie- en gemeentefonds. Vanaf 2011 is ook ISV-3 vervallen en zijn ook deze middelen overgegaan naar de decentralisatie-uitkering Stedelijke vernieuwing.

De aanleiding is de wens van zowel gemeenten, provincies als het Rijk om diverse taken en verantwoordelijkheden, waaronder die op bodemgebied, decentraal neer te leggen. Hierover zijn in het kader van het Convenant afspraken gemaakt tussen de verschillende partijen. Een invulling van deze decentralisering is een kleinere rol van de het Rijk bij de verantwoording van de middelen. Binnen de decentralisatie-uitkering bodem is het mogelijk om middelen in te zetten in zowel stedelijk als landelijk gebied en is er geen scheiding meer tussen programmamiddelen en apparaatskosten.

Het is ook niet meer vereist een meerjarenprogramma te schrijven. Er zijn vanaf 2010 ook geen nieuwe afspraken gemaakt over te leveren bodem prestatie eenheden. Wel zullen de afspraken uit het convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties nageleefd moeten worden. De bestaande monitoringssystematiek is aangepast om de voortgang van die afspraken te volgen.

Financiële zekerheidsstelling

Artikel 38 van het besluit bevat nadere regels ten aanzien van de financiële zekerheid die (op grond van artikel 55b, derde lid Wbb) kan worden gesteld bij overdracht van verontreinigde grond. Bij overdracht van een verontreinigd terrein gaat de verplichting om te saneren over op de opvolgende zakelijk gerechtigde. Bepaald is dat die verplichting ook blijft berusten bij de vorige eigenaar of erfpachter totdat hij zekerheid heeft gesteld. Financiële zekerheid wordt door de opvolgende eigenaar of erfpachter ten behoeve van gedeputeerde staten gesteld door middel van:

  1. een bankgarantie, of
  2. een hypotheek- of een pandrecht of,
  3. een andere voorziening, waarbij de financiële zekerheid naar het oordeel van gedeputeerde staten gelijkwaardig is aan de opties genoemd in de onderdelen a en b.

Wanneer een saneringsplan is ingediend, beoordeelt het bevoegd gezag in dat kader of het stellen van een zekerheid voor de sanering noodzakelijk is.

In de Wbb is ook is de mogelijkheid opgenomen (artikel 39f Wbb) om een financiële zekerheid te stellen voor de kosten van nazorg en de kosten van langdurige saneringen. Hiermee heeft het bevoegd gezag een instrument in handen om zich in te dekken tegen risico’s wanneer onzeker is of de kosten op de lange termijn nog betaald kunnen worden door de uitvoerder van de sanering of de nazorg. In artikel 39, eerste lid, van het Besluit is de beperking opgenomen dat het moet gaan om kosten die voor meer dan 50% na een periode van tenminste 5 jaar zullen worden gerealiseerd. Het gaat dus nadrukkelijk om kosten die pas op de langere termijn worden gemaakt, en die een aanzienlijk aandeel vormen van de totale kosten. Daarnaast zal het bevoegd gezag ook andere factoren moeten betrekken in de afweging, waarbij de volgende in elk geval van belang zijn:

  1. de aard en de omvang van de sanering dan wel de nazorg na de sanering;
  2. de duur van de sanering of de nazorg na de sanering;
  3. het eventueel van toepassing zijnde subsidiepercentage;
  4. de verhouding tussen de maximaal te verwachten kosten van de sanering en de hoogte van de kosten voor het stellen van een financiële zekerheid.

Deze criteria sluiten aan bij de criteria die gehanteerd worden in het Besluit financiële zekerheid, dat gebaseerd is op de Wet milieubeheer.

De volgende vormen van financiële zekerheidstelling kunnen worden opgelegd:

  1. een borgtocht of een bankgarantie
  2. een hypotheek- of een pandrecht,
  3. het deelnemen aan een fonds dat naar het oordeel van gedeputeerde staten voldoende waarborg biedt dat de desbetreffende kosten zijn gedekt, of
  4. een andere voorziening, waarbij de financiële zekerheid naar het oordeel van gedeputeerde staten gelijkwaardig is aan de financiële zekerheid, genoemd in a tot en met c.

Bedrijvenregeling
Volgens de gewijzigde Wet bodembescherming (art. 55b) is er een saneringsplicht voor bedrijven vastgelegd wanneer sprake is van een spoedeisende sanering. Daar staat een subsidiemogelijkheid tegenover (art. 76j). De subsidieregeling (de Bedrijvenregeling) is uitgewerkt in het Besluit en Regeling financiële bepalingen bodemsanering. Hiermee zijn de Interim-regeling en de Circulaire ouderdomsbepaling niet meer van kracht.

De subsidie is bedoeld voor eigenaren, of indien op het bedrijfsterrein een recht van erfpacht rust, de erfpachters van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen.
Bedrijven konden zich tot 1 januari 2008 bij het bevoegd gezag Wbb aanmelden voor een subsidie in het kader van de Bedrijvenregeling. De daadwerkelijke subsidie-aanvraag kan overigens na 1 januari 2008 plaatsvinden.
Om in aanmerking te komen voor een bijdrage gelden de volgende voorwaarden:

  • Het gaat om een ernstige bodemverontreiniging, die volgens het bevoegd gezag een onaanvaardbaar risico oplevert. Ofwel de noodzaak tot sanering is ontstaan door voorgenomen activiteiten, zoals bouwen, op het bedrijfsterrein.
  • De verontreiniging is geheel of gedeeltelijk veroorzaakt vóór 1 januari 1975. Dit wordt vastgesteld aan de hand van een protocol voor ouderdomsbepaling van de bodemverontreiniging.
  • Het terrein was al vóór 1 januari 1995 in eigendom of erfpacht van de huidige eigenaar of erfpachter.
  • De eigenaar of erfpachter meldt het verontreinigde terrein vóór 1 januari 2008 aan bij het bevoegd gezag.
  • De eigenaar of erfpachter saneert goed en op tijd.
  • De sanering van de verontreiniging is nog niet aangevangen.
  • Het terrein is en blijft bedrijfsterrein.
  • Er is geen andere overheidsbijdrage voor de bodemsaneringskosten.

In het Convenant bodemontwikkelingsbeleid 2010-2015 is afgesproken dat het wenselijk is om het Besluit financiële bepalingen bodemsanering en de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 te wijzigen waarbij de randvoorwaarden voor betrokken bedrijven worden aangepast. Het doel is om optimaal bij te kunnen dragen aan de saneringen (spoedlocaties en anderszins) en de procedures worden versneld. Hierbij wordt gedacht aan:

  • stellen van een uiterste termijn voor aanvraag en vaststelling van de subsidie zodat bedrijven worden gestimuleerd de sanering binnen een redelijke termijn uit te voeren;
  • het verkrijgen van subsidie te vereenvoudigen en te versnellen;
  • onderzoek naar mogelijkheden aanvullende mogelijkheden van subsidie op basis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening van de EU.

Ruimte voor decentraal beleid:
Het Besluit en de Regeling zijn landelijk geldende regels, waarbij er decentraal geen verschillende regels worden gehanteerd.

Instrumenten:
n.v.t.

Nadere informatie:
externe linkWebsite ministerie VROM
Website van Bodem+ met informatie over de externe linkBedrijvenregelingen over het Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties.