Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Beleidsblad Afvalstoffen: hoofdstuk 10 van de Wm

In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer (Wm) staan regels met betrekking tot afvalstoffen. Een groot deel daarvan is een uitwerking van Europese regelgeving, met name de Kaderrichtlijn Afvalstoffen. De Kaderrichtlijn Afvalstoffen (KRA) is gewijzigd op 30-05-2018. De kern van de gewijzigde Europese richtlijn is dat de Europese economie werkelijk circulair moet worden gemaakt. Hoofdstuk 10 van de Wet Milieubeheer en daarmee samenhangende regelgeving moet in navolging van de wijziging van de KRA uiterlijk in 2020 aangepast zijn en voldoen aan de nieuwe richtlijn.

De website externe linkAfvalcirculair is het kenniscentrum van Rijkswaterstaat wat betreft afval en circulaire economie.

Definitie afvalstof

De definitie van ‘afvalstoffen’ in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer luidt: “alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”.

Bij de laatste aanpassing van de externe linkEuropese kaderrichtlijn afvalstoffen in 2008 is onder meer bepaald aan welke criteria een stof of een voorwerp afkomstig uit een productieproces moet voldoen om niet als een afvalstof maar als een bijproduct te worden aangemerkt. Met bijproduct wordt hier bedoeld: stoffen of voorwerpen die ontstaan bij een productieproces dat in de eerste plaats op het vervaardigen van andere stoffen of voorwerpen is gericht. Bijproducten vallen niet onder de definitie van afvalstoffen.

Sommige afvalstoffen zijn niet langer afvalstoffen wanneer zij een behandeling voor nuttige toepassing, zoals een recyclingsbehandeling, hebben ondergaan en voldoen aan specifieke criteria, opgesteld in artikel 6 van de KRA. Dit wordt aangeduid met de einde-afvalfase. Wanneer een afvalstof de einde-afvalfase heeft bereikt dan valt deze ook niet meer onder de definitie van afvalstof. Meer uitleg over het onderscheid tussen bijproducten, afvalstoffen en einde afval staat in de externe linkLeidraad afvalstof-product.

De definitie van gevaarlijke afvalstoffen in Wet Milieubeheer verwijst direct naar de Europese kaderrichtlijn afvalstoffen. Dit houdt in dat als een afvalstof bepaalde gevaarseigenschappen bezit zoals vastgelegd in bijlage III van de kaderrichtlijn, dat deze stof als gevaarlijk moet worden ingedeeld. Om deze indeling voor ontdoeners gemakkelijker te maken heeft de Europese commissie een lijst met afvalstoffen opgesteld met daarbij hun indeling. In deze Europese Afvalstoffen Lijst (Eural) wordt onderscheid gemaakt tussen Absoluut gevaarlijke afvalstoffen (Euralcodes gemarkeerd met een *), Absoluut niet gevaarlijke afvalstoffen en zogenoemde complementaire Euralcodes. Bij deze laatste moet de ontdoener zelf nog verder onderzoek doen naar de gevaarseigenschappen.

In artikel 10.1a, eerste lid van de Wet milieubeheer is een uitsluiting opgenomen voor een aantal materialen dat aan bepaalde voorwaarden voldoet. Op de stoffen en voorwerpen die aan deze criteria voldoen is de afvalstoffenregelgeving (hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer) niet geheel van toepassing. Het gaat hierbij onder andere om de volgende stoffen en voorwerpen:

  • Niet-verontreinigde grond en ander van nature voorkomend materiaal, afgegraven bij bouwactiviteiten, als vaststaat dat het materiaal in natuurlijke staat zal worden gebruikt voor bouwdoeleinden op de locatie waar het werd afgegraven;
  • Dierlijke bijproducten, met inbegrip van verwerkte producten, in de zin van EG-verordening nr. 1774/2002, behalve als deze bestemd zijn om te worden verbrand of gestort of voor gebruik in een biogas- of composteerinstallatie;
  • Uitwerpselen (niet vallend onder de bovengenoemde dierlijke bijproducten), stro en ander natuurlijk, niet-gevaarlijk materiaal rechtstreeks afkomstig uit de land- of bosbouw dat wordt gebruikt in de landbouw, de bosbouw of voor de productie van energie uit die biomassa door middel van processen of methoden die onschadelijk zijn voor het milieu en die de menselijke gezondheid niet in gevaar brengen.

Inhoud hoofdstuk 10

Samengevat bevat hoofdstuk 10 van de wet milieubeheer de volgende informatie:

  • Algemene bepalingen: het hoofdstuk begint met algemene bepalingen waarin een zorgplicht is vastgelegd. Het zorgplichtartikel (artikel 10.1) bepaalt dat het voor een ieder verboden is die handelingen te verrichten, waarvan hij redelijkerwijs moet begrijpen dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan. De zorgplicht legt de verantwoordelijkheid bij de degene die met de afvalstoffen omgaat. Overtreding van de zorgplichtbepaling wordt aangemerkt als misdrijf, indien het opzettelijk gebeurt. In andere gevallen is sprake van een overtreding in het kader van de Wet op de economische delicten (WED);
  • Stortverbod: Artikel 10.2 stelt een verbod voor het zich ontdoen van afvalstoffen door deze te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden buiten inrichtingen. Uitzonderingen hierop zijn vastgelegd in het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen. Zie ook het [Beleidsblad Storten];
  • Landelijk afvalbeheerplan: de artikelen 10.3 tot en met 10.14 handelen over het [Landelijk afvalbeheerplan] (Het huidige afvalbeheerplan is LAP3);
  • Hergebruik, preventie en recycling en andere nuttige toepassing: de artikelen 10.15 tot en met 10.20 bevatte regels over deze onderwerpen, maar deze artikelen zijn allen vervallen. Zij betroffen de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s), die hergebruik, preventie, recycling en andere nuttige toepassing voor verschillende afvalstromen beschreven. Deze inhoud valt nu onder producentenverantwoordelijkheid in hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer verpakkingen en papier en karton, Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur);
  • Huishoudelijke afvalstoffen: het beheer van huishoudelijke afvalstoffen is geregeld in de artikelen 10.21 tot en met 10.29. De gemeente is verantwoordelijk voor de inzameling;
  • Afvalwater: de artikelen 10.30 tot en met 10.35 handelen over afvalwater;
  • Bedrijfsafvalstoffen: de artikelen 10.36 tot en met 10.55 stellen regels aan afgifte, ontvangst, vervoer en inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Zie ook het externe linkBesluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Wanneer huishoudelijke afvalstoffen zijn ingezameld worden ze gelijkgesteld met bedrijfsafvalstoffen;
  • Internationale afvaltransporten: de artikelen 10.56 tot en met 10.60 stellen regels ter uitvoering van externe linkEuropese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA);
  • Gemeentelijke afvalstoffenverordening: de artikelen 10.61 en 10.62 geven de Minister bevoegdheden ten aanzien van het opnemen van regels in de gemeentelijke afvalstoffenverordening;
  • Ontheffingen: de artikelen 10.63 en 10.64 bieden de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van bepaalde verboden of voorschriften uit de Wet milieubeheer. 

Recente ontwikkelingen

De KRA is in 2018 aangepast en moet in 2020 in de Nederlandse wetgeving zijn geïmplementeerd. De belangrijkste veranderingen zijn:

  • Het onderwerp en toepassingsgebied waarop de KRA is gebaseerd is uitgebreid met de overgang naar een circulaire economie en het waarborgen van het concurrentievermogen van de EU;
  • de omgang met Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS);
  • het voorkomen van (kunststof) zwerfafval in zee;
  • de einde-afvalcriteria zijn duidelijker vastgelegd in de KRA, lidstaten moeten vervolgens duidelijkere maatstaven voor de einde-afvalstatus opstellen;
  • de criteria voor wanneer een stof een bijproduct is moeten duidelijker worden in de lidstaten;
  • voor verpakkingen moet producentenverantwoordelijkheid worden ingesteld;
  • de doelstellingen voor de voorbereiding op hergebruik en recycling van afval moeten worden opgeschaald.