Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Beleidsblad Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB)

Opzet en opbouw van de NRB

De Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) geeft voor bedrijfsmatige activiteiten invulling aan het preventieve bodembeschermingbeleid. De NRB is een harmoniserend instrument voor de beoordeling van de noodzaak en redelijkheid van bodembeschermende maatregelen en voorzieningen. De NRB geeft voor bodembedreigende bedrijfsmatige activiteiten een beschrijving van geschikte combinaties van bodembeschermende voorzieningen en maatregelen (cvm) gebaseerd op de stand der techniek, die is vastgelegd in kennisdocumenten en beoordelingsrichtlijnen. In de NRB staat het begrip ‘verwaarloosbaar bodemrisico' centraal. Voorzieningen en maatregelen moeten een verwaarloosbaar bodemrisico realiseren voor de duur van de bedrijfsmatige activiteiten. In 2012 is de NRB ingrijpend gewijzigd [zie hiervoor externe linkNederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB)].

De NRB geeft aan waar en hoe een verwaarloosbaar bodemrisico kan worden bereikt. Afhankelijk van de categorie waarin een bedrijfsactiviteit valt, zijn er meestal diverse combinaties van voorzieningen en maatregelen mogelijk om de bodem te beschermen. Er worden vijf groepen bodembedreigende activiteiten onderscheiden:

  1. opslag bulkvloeistoffen;
  2. overslag en intern transport bulkvloeistoffen;
  3. opslag en verlading van stortgoed en emballage;
  4. procesactiviteiten/procesbewerkingen;
  5. overige activiteiten.

Onder voorzieningen worden fysieke voorzieningen begrepen, zoals vloeistofdichte vloeren en verhardingen, vloeistofkerende vloeren en lekbakken. Dergelijke voorzieningen moeten altijd in combinatie met de daarbij behorende maatregelen worden toegepast. Zo moet een vloeistofdichte vloer of verharding periodiek op vloeistofdichtheid worden gekeurd door een gekwalificeerde inspecteur. Vloeistofkerende voorzieningen moeten altijd gepaard gaan met organisatorische beheermaatregelen of incidentenmanagement.

Stappenplan

Het hart van de in 2012 gewijzigde NRB is het stappenplan, dat bestaat uit 7 stappen en als einddoel heeft het bereiken van een verwaarloosbaar bodemrisico. Stap 1 tot en met 4 beschrijven de inventarisatiemethode om vast te stellen of sprake is van een verwaarloosbaar bodemrisico, dit noemen we een bodemrisicoanalyse. Met het resultaat van een bodemrisicoanalyse wordt aangetoond:

  • of de bedrijfsactiviteit wel of niet bodembedreigend is;
  • welke combinatie van voorzieningen en maatregelen (cvm) kunnen worden genomen om een verwaarloosbaar bodemrisico te bereiken;
  • welke voorzieningen en maatregelen ter plaatse van een bodembedreigende activiteit aanwezig zijn;
  • of ter plaatse van de activiteit sprake is van een verwaarloosbaar bodemrisico.

Het resultaat van een bodemrisicoanalyse kan zijn, dat voor een activiteit nog geen sprake is van een verwaarloosbaar bodemrisico. Door het vervolgens uitvoeren van stap 5 en 6 kan in een plan van aanpak worden beschreven op welke wijze alsnog een verwaarloosbaar bodemrisico wordt bereikt. Blijkt hieruit dat realisatie van een verwaarloosbaar bodemrisico niet redelijk is, dan kan door het volgen van stap 7 een aanvaardbaar bodemrisico worden gerealiseerd.

Nieuw in de NRB sinds 2012 is de afwegingssystematiek waarmee in Stap 2 met behulp van het Stoffenschema en de Stoffenlijst de bodembedreigendheid van stoffen kan worden bepaald en daarmee het voorzieningenniveau.

Maatwerk

In de NRB is in 2012 een maatwerkroute geïntroduceerd. De keuze voor maatwerk is wel verbonden aan voorwaarden. De houder van de inrichting kiest vanwege de bijzondere bedrijfssituatie op basis van het Stoffenschema of de bodemrisicofactor voor een alternatieve combinatie van voorzieningen en maatregelen (cvm). Voorwaarde hierbij is dat bevoegd gezag bepaalt of deze alternatieve vorm van cvm ook leidt tot een verwaarloosbaar bodemrisico.

Bodemonderzoek

Een bodemonderzoek is alleen gericht op de bodembedreigende stoffen die in het bedrijf door de activiteiten in de bodem kunnen komen of daarin terecht kunnen zijn gekomen.
Een bodemonderzoek moet de bodemkwaliteit bepalen voor aanvang van de activiteiten (nulsituatie onderzoek). Met het bodemonderzoek dat na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten wordt uitgevoerd, wordt vastgesteld of de bodemkwaliteit ten opzichte van de beginsituatie is veranderd (eindsituatie onderzoek). Als inderdaad sprake is van verslechtering dan moet de bodemkwaliteit worden hersteld in de oorspronkelijke situatie (de nulsituatie) of de achtergrondwaarden uit het Besluit bodemkwaliteit.

Bij veranderingen van een inrichting bepaalt het bevoegd gezag afhankelijk van de activiteit de noodzaak tot bodemonderzoek. Hiervoor is in de nieuwe NRB een toelichting opgenomen over de uitvoering van een dergelijk tussensituatie onderzoek. Niet iedere verandering van een bedrijf is namelijk relevant. Het bevoegd gezag kent de lokale situatie, het bedrijf en activiteiten en kan het beste beoordelen of een bodemonderzoek in geval van een verandering binnen het bedrijf nodig is.

Aanvaardbaar risico

Voor bestaande bedrijfssituaties die bodembedreigend zijn en waarbij het bereiken van een verwaarloosbaar bodemrisico vanwege veelal kostentechnische redenen niet haalbaar is, bestaat de mogelijkheid tot aanvaardbaar bodemrisico. Het bevoegd gezag beslist in overleg met de houder van de inrichting of aanvaardbaar bodemrisico haalbaar is. Ook bepaalt bevoegd gezag de termijn waarbinnen deze wordt omgezet in een verwaarloosbaar bodemrisico. Dit doet zij aan de hand van een plan van aanpak met daarin opgenomen de toepassing van een monitoringsysteem en zekerstelling voor bodemherstel.

Erkenning

De ministeriële regeling bij het Activiteitenbesluit eist een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit voor bedrijven die zich bezig houden met de volgende activiteiten:

  • installatie, verwijdering, sanering van ondergrondse tanks
  • keuren van die tanks en de daarbij behorende voorzieningen;
  • het verrichten van bodemonderzoek;
  • het aanleggen en inspecteren van vloeistofdichte vloeren of verhardingen.

Informatiebronnen