Archeologie, het AMZ-proces, toelichting stappenplan, deel rapportage
De rapportage die aan het bevoegd gezag dient te worden overlegd moet in elk geval de volgende elementen te bevatten:
- de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op basis van het [bureauonderzoek], inclusief een verantwoording van alle gebruikte informatie;
- een verantwoording van de keuze voor de onderzoeksmethodiek(en) voor het [inventariserend veldonderzoek];
- een beschrijving van de verwachte kenmerken van de aangetroffen archeologische vindplaatsen (diepteligging, archeologische indicatoren, artefacten en de globale omvang);
- een beschrijving van boorprofielen en/of andere primaire datasets;
- een conclusie met motivatie van eventuele aanbevelingen voor vervolgstappen (selectieadvies).
Selectieadvies en selectiebesluit
Indien er tijdens de veldverkenning geen archeologische waarden worden aangetroffen, dan kan de opsteller van het rapport adviseren het terrein vrij te geven voor realisatie van de geplande bodemingrepen (= ‘negatief selectieadvies’). Als het bevoegd gezag het rapport goedkeurt en het selectieadvies overneemt (een zogenaamd selectiebesluit neemt), kan de gevraagde vergunning worden verleend. Als de archeologische vindplaats niet behoudenswaardig wordt bevonden door het bevoegd gezag, kan het terrein eveneens worden vrijgegeven voor de realisatie van de plannen. In dit geval is het nog wel mogelijk [amateur-archeologen] onderzoek te laten doen of het grondwerk te laten begeleiden; dit kan alleen bij vindplaatsen met een negatief selectiebesluit.
Als het bevoegd gezag concludeert dat de vindplaats behoudenswaardig is, zal men moeten bekijken of de ruimtelijke plannen zodanig kunnen worden aangepast dat behoud van de vindplaats mogelijk is.
Behoud in situ is het duurzaam in stand houden van archeologische waarden in de bodem, als bron van kennis en beleving. Dit gebeurt door fysieke bescherming en/of inpassing van de archeologische waarden in de inrichting van het plangebied. Onder ‘fysieke bescherming’ wordt verstaan: het creëren van omstandigheden waardoor het (verdere) verval van de archeologische vindplaats wordt tegengegaan. Onder inrichtingsmaatregelen verstaat men alle eenmalig te treffen beschermingsmaatregelen die noodzakelijk zijn om archeologische waarden in te passen in een ruimtelijk ontwerp, zodanig dat (verdere) aantasting van het archeologisch monument wordt voorkomen (consolidatie).
Reversibiliteit (omkeerbaarheid) en traceerbaarheid staan daarbij voorop. Daarnaast zijn er andere maatregelen mogelijk, zoals het beter zichtbaar of herkenbaar houden, het toegankelijk maken (visualiseren en toeristisch-recreatief ontsluiten), het restaureren, of het planologisch inpassen van de vindplaats. Zie ook hoofdstuk 2 van de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie.