Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

In situ sanering, heterogeniteit van de bodem

Over het algemeen is een bodem geen homogeen pakket van enkele meters dik, maar is het bodemprofiel opgebouwd uit verschillende lagen (horizonten), met ieder zijn eigen specifieke eigenschappen. Binnen een laag kunnen ruimtelijke variaties van dergelijke eigenschappen voorkomen, zelfs over kleine afstanden. Voor een optimale reiniging moet er bij het ontwerpen van de onttrekkingsinstallatie rekening mee worden gehouden, dat de mobiliteit van verontreinigingen per laag kan verschillen. Hierdoor kan het noodzakelijk worden de verschillende lagen apart te behandelen. Wanneer, bijvoorbeeld, een goed doorlatende laag boven een minder doorlatende laag ligt, kan een voorkeursstroming ontstaan, waardoor verontreinigingen uit de minder doorlatende laag slechts via diffusie gemobiliseerd zullen worden.

Een belangrijk onderscheid kan gemaakt worden voor de verzadigde en onverzadigde zone. Binnen de verzadigde zone zal transport van verontreinigingen voornamelijk plaatsvinden via de vloeistoffase. Voor de onverzadigde zone is dat de gasfase of via infiltratie van water. Voor beide fasen geldt dat biologische afbraak van verontreinigingen kan optreden.

Een voorkeursstroming kan ook plaatsvinden door de aanwezigheid van macroporiën (worm- en wortelgangen, krimpscheuren). Bij deze preferente stroming stroomt een groot deel van de vloeistof met grote snelheid door enkele grote poriën, hetgeen een zeer slechte doorstroming van de overige bodemmatrix tot gevolg heeft. Door de snelle doorstroming van de macroporiën is de fijne fractie rond deze poriën verwijderd; de matrix rond de poriën bestaat voornamelijk uit grof materiaal met een geringe adsorptiecapaciteit en een geringe verontreinigingsgraad. Hierdoor zal circulerend water nauwelijks verontreinigingen transporteren.

Voor de in situ reiniging van een locatie is het belangrijk een zeer goed beeld te hebben van de verspreiding van de verontreiniging over de locatie. Vaak is een verontreiniging niet homogeen over een locatie verspreid, maar is er sprake van hotspots (haard van de verontreiniging), van waaruit de verontreinigende stoffen zich verplaatsen naar de omgeving. Dergelijke hotspots kunnen, ook als de rest van de locatie al gereinigd is, nog zeer lange tijd voor nalevering zorgen. Hierdoor lopen de saneringstijd en de saneringskosten sterk op. Om een goede inschatting te kunnen maken van de saneringsmogelijkheden en de te verwachten saneringsresultaten, zal de aanwezigheid van dergelijke hotspots nauwkeurig in kaart moeten worden gebracht.