Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

In situ sanering, monitoring werking systeem en voortgang

In de uitvoeringsfase wordt het verloop van de in situ sanering gemonitord. In de regel is hiertoe vooraf een monitoringsplan opgesteld. Dit plan is gebaseerd op een hypothese van het te verwachten verloop van de te monitoren parameters, gekoppeld aan het ontwerp en de simulatie van de processen.

Het doel van monitoring kan vierledig zijn:

  1. het inregelen van het aangelegde systeem. Het betreft meestal in de beginfase van de sanering een controle van de berekende ontwerpdebieten, drukken en concentraties zodat de condities voor de gehele te saneren lokatie zo goed mogelijk zijn.
  2. de processturing en het onderhoud om de werking van het systeem te controleren en na te gaan of bijsturing nodig is
  3. de controle van saneringsdoelstelling en voortgang. Na verloop van tijd (0,5 tot 1 jaar) vinden metingen plaats om de voortgang van de sanering te controleren. Hiertoe worden zowel grond- als grondwatermonsters genomen. Aan de hand van de analyseresultaten kan de voortgang worden afgezet tegen de saneringsdoelstelling. Daarbij moet overigens opgemerkt worden dat er, met name in de verzadigde zone, vaak een toename van concentraties wordt geconstateerd nadat het saneringssysteem is stopgezet (de zogenoemde “rebound”). Dit is vooral het gevolg van een trage evenwichtsinstelling tussen concentraties in de vaste fase en het grondwater als gevolg van diffusieprocessen.
  4. voldoen aan vergunningsvoorwaarden, lozings- en emissie-eisen bij de werking van zuiveringsinstallaties van vrijkomend grondwater en lucht.