In situ sanering, ontwerp monitoringsysteem
Plaats van meting
Monitoring kan op drie verschillende plaatsen worden uitgevoerd:
- Direkt in de bodem, dan wel in geplaatste monitoringsfilters (vaste bodem, lucht en grondwater). Door bemonstering in het veld kunnen bodem-, bodemlucht en grondwaterconcentraties vóór aanvang en gedurende de sanering worden gemeten. Door middel van deze metingen kunnen de feitelijke effecten van het aangelegde systeem in het veld worden geregistreerd en waargenomen. Hiertoe kunnen naast concedntraties aan verontreinigingen tevens onder meer zuurstof, onderdruk en stijghoogte worden gemeten. Daarnaast kan door middel van tracer- experimenten tevens een indruk worden verkregen van de transportsnelheid in de bodem en van het invloedsgebied en dekkingsgraad van het systeem;
- In de afzonderlijke onttrekkingsmiddelen. Metingen in de onttrekkingsmiddelen geven een eerste indicatie van de werking van het aangelegde systeem. Sturing op basis van deze metingen leidt daarom ook met name tot het optimaliseren van het systeem. Dit hoeft niet zonder meer ook te leiden tot de meest efficiënte aansturing van de processen in de bodem. Door middel van meting in de onttrekkingsmiddelen kan berekend worden wat de hoeveelheid verwijderde vracht via onttrokken lucht en water is;
- Voor en na de zuivering. Metingen voor en na de zuivering hebben met name tot doel om na te gaan wat het rendement van de zuivering is, en of dit voldoet aan de gestelde criteria in de vergunning.
Te meten parameters
In de navolgende tabel is weergegeven welke parameters met welk doel en op welke plaats binnen het systeem gemeten kunnen worden.
Te meten |
Plaats van meten |
Doelstelling |
concentraties in onttrokken lucht aan zuurstof, kooldioxide en |
onttrekkingsmiddelen |
sturing en onderhoud lozing en emissie-eisen |
concentraties in bodemlucht aan zuurstof, kooldioxide en |
in het veld |
sturing en onderhoud voortgang sanering |
lucht-/waterdebiet alsmede weerstanden en drukken |
in het veld onttrekkingsmiddelen |
inregelen sturing en onderhoud |
milieu-omstandigheden in de bodem, redoxcondities, etc |
in het veld |
inregelen sturing en onderhoud voortgang sanering |
onderdruk in de bodem |
in het veld |
inregelen sturing en onderhoud |
grondwaterstanden |
in het veld |
inregelen sturing en onderhoud |
verontreinigings- en zuurstof- en eventueel ijzer-, |
in het veld |
inregelen sturing en onderhoud voortgang sanering |
temperatuur in de bodem |
in het veld |
sturing en onderhoud |
nutriënten |
in het veld onttrekkingsmiddelen |
sturing en onderhoud voortgang sanering |
bacterietellingen |
in het veld |
sturing en onderhoud voortgang sanering |
verontreinigende stoffen in de grond |
in het veld |
voortgang sanering |
Voor elke techniek kunnen andere parameters van belang zijn. De voor elke techniek relevante parameters en de wijze waarop ze gemeten kunnen worden, worden behandeld bij de afzonderlijke techniekbeschrijvingen.
Dataverwerking en interpretatie
Het monitoringsplan is de basis voor de dataverwerking en interpretatie van alle verzamelde gegevens. Door het uitvoeren van de voorgenomen monitoringsronden wordt een meetreeks opgebouwd. Een consequente meetreeks in de tijd geeft inzicht in trends en het verloop van de processen, die vaak een veel grilliger verloop vertonen dan berekend met de theoretische modellen.
Bij het opzetten van het monitoringsplan moet rekening gehouden worden met de heterogeniteit van bodem en de consequenties hiervan op het voorkomen van de verontreinigende stoffen in de bodem. Tijdens het monitoren van het proces kunnen variaties in de concentratie optreden doordat verontreinigende stoffen uit verder afgelegen (onbekende) bronnen van verontreinigende stof na verloop van de tijd het onttrekkingspunt kunnen bereiken. Als gevolg van de heterogeniteit van bodem en de wisselend voorkomende verontreinigingsituatie in de bodem blijkt het in de praktijk moeilijk te zijn het einde van een in situ sanering te bepalen. Over het algemeen wordt de sanering gestopt wanneer geen dalende trend meer aanwezig is in de concentraties in de geanalyseerde monsters. Vaak blijkt echter dat nog restconcentraties in de bodem aanwezig zijn. Door nalevering vanuit slecht doorlatende of sterk adsorberende lagen of vanuit nog steeds bestaande kernen van verontreiniging kan dit later voor problemen zorgen.
Bij een in situ sanering van de verzadigde zone zal na het stopzetten van de onttrekking de grondwaterspiegel stijgen tot op het oude niveau. De eventuele aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de onverzadigde zone kan dan tot stijging van concentraties in het grondwater leiden. Daarnaast kan via het inzijgen van regenwater nalevering vanuit de onverzadigde zone plaatsvinden.. Het is daarom aan te bevelen om tijdens en tegen het eind van de sanering het saneringssysteem qua debieten respectievelijk te variëren en af te bouwen en over te gaan op intermitterende bedrijfsvoering. De reactie van de monitoringsresultaten op wisselende bedrijfsvoering geeft additionele informatie over restconcentraties, de sorptie-processen en nalevering.