Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

In situ sanering, toepasbaarheid van technieken, praktijkervaringen

In situ saneringstechnieken worden vooral toegepast bij goed doorlatende bodems voor mobiele, vluchtige en/of aëroob afbreekbare verontreinigende stoffen. Het betreft hierbij hoofdzakelijk met olie-, VOCl- en lichtere PAK verontreinigde bodems.

Zware metalen, zware PAK’s en cyanides worden in het algemeen niet in situ aangepakt. Bij aanpak van (mobiele) zware metaalverbindingen wordt spoelen met zuur of complexvormers of immobilisatie regelmatig overwogen.

Over het algemeen kan voor stoffen zwaarder dan water, zoals de gechloreerde koolwaterstoffen, gesteld worden dat bij aanwezigheid van significante hoeveelheden puur product volledige sanering uiterst moeizaam zal zijn. Nieuwe fysische verwijderingstechnieken zoals verhitting, solvent extractie en en chemische oxidatie bieden echter wel perspectief op een grote vrachtverwijdering. Hot spots en puur product kunnen echter alleen succesvol in situ aangepakt worden indien de plaats van voorkomen exact bekend is. Als dit niet het geval is, dan kunnen er significante restconcentraties achterblijven.

Met de dimensionering en het onttrekkingsregime kan de saneringsduur in grote mate beïnvloed worden. Zo wordt bijvoorbeeld bij hogere lucht- of waterdebieten de verontreinigende stof sneller verwijderd dan bij lagere. Zolang evenwichtsprocessen de beschikbaarheid van de verontreinigende stof bepalen is dit effect lineair.

Bij diffusiegelimiteerde beschikbaarheid is de extra verwijdering door vergroting van de debieten gering. Vaak wordt er met te grote debieten of continue onttrekkingen gewerkt, terwijl het rendement hiervan gering is; het heeft geen invloed op het saneringsresultaat terwijl er wel sprake is van een groter energie- en waterverbruik.