Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

In situ chemische oxidatie, aandachtspunten voor de uitvoering, het injecteren van het oxidatiemiddel

In Nederland wordt het oxidatiemiddel meestal in de bodem gebracht via injectiefilters, geplaatst in een boring of met een sondeerauto. De injectie van permanganaat kan via vaste filters eventueel met een recirculatie systeem of via eenmalige directe injectiemethoden. De toepassing van ozon en ozon/peroxide komt uitvoeringstechnisch verregaand overeen met in situ strippen. Combinatie van ozoninjectie met een bodemluchtextractie is gewenst om emissie uit de bodem van ozon en verontreinigende componenten te voorkomen. Ook bij de toepassing van Fenton's reagens kan de aanleg van een systeem voor bodemluchtextractie nodig zijn, bijvoorbeeld in situaties met bebouwing. Hierdoor worden eventuele schadelijke emissies uit de bodem binnen de bebouwing voorkomen.

In verticale richting en in horizontale richting worden in een verontreinigd bodemvolume voldoende injectiefilters geplaatst, zodat met enig overlap (horizontaal en verticaal) het oxidatiemiddel kan worden aangebracht. Bij voorkeur wordt met de injectie van de diepste filters begonnen, zodat vrijkomende gassen en warmte die zich naar boven verplaatsen, een gunstige invloed kunnen hebben op ondieper aanwezige verontreiniging.

Verontreinigde grond moet vaak meerdere keren worden behandeld voordat het beoogde reinigingsresultaat wordt gerealiseerd. Op plaatsen waar de oxidatie onvolledig is geweest bijvoorbeeld in delen met hoge gehalten aan verontreiniging, kunnen eventueel injectiefilters worden bijgeplaatst.

Bij de toepassing van permanganaat kan door de stabiliteit en de oplosbaarheid van het permanganaat een grondwater infiltratie en onttrekkingssysteem worden aangelegd, waardoor het oxidatiemiddel wordt rondgepompt en ververst. De aanwezigheid van permanganaat in de onttrekkingsfilters wordt daarbij gebruikt als middel om de infiltratie en onttrekking te sturen. Het gehalte aan permanganaat kan in het veld direct colorimetrisch worden bepaald.

Door laboratoriumonderzoek en een pilotproef wordt inzicht verkregen in de hoeveelheid oxidatiemiddel die moet worden toegepast. Deze hoeveelheid is afhankelijk van het verbruik door de verontreiniging, het verbruik door bodemcomponenten en ontleding) de daarbij te hanteren concentraties en debieten.

Bij het toepassen van Fenton's reagens worden peroxide (eventueel met stabilisator) en de katalysator afzonderlijk ingebracht. Vanwege het optreden van hoge temperaturen worden vaak roestvast stalen filterbuizen gebruikt. Voor de gemodificeerde Fenton's reactie worden ook wel HDPE filters gebruikt. Bij elke oxidator is het noodzakelijk het gehele proces na te lopen op mogelijke ongewenste reacties tussen materiaal en materieel en de toe te passen chemicaliën.