Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

In situ vastlegging zware metalen, toepassingsvoorwaarden en toepassingsgebied

De toepassingsmogelijkheden van (gestimuleerde) in situ vastlegging in de praktijk zijn afhankelijk van verontreinigingsbeeld en bodemomstandigheden. Qua verontreinigingsbeeld gaat het om de aanpak van grondwaterverontreiniging met zware metalen. Voor andere verontreinigende stoffen of bij voorkomen van nevenverontreinigingen zal, met uitzondering van enkele chloorkoolwaterstoffen, naar andere technieken gekeken moeten worden. In situ vastlegging is primair gericht op aanpak van de pluim van verontreiniging, niet op de bronzone.

De belangrijkste toepassingsvoorwaarden voor natuurlijke vastlegging zijn:

  • er moet ruimte zijn voor (enige) pluimuitbreiding. Als de pluim een kwetsbaar object al dicht is genaderd, is natuurlijke vastlegging niet mogelijk, tenzij bijvoorbeeld overeenstemming kan worden bereikt over het stopzetten van een onttrekking
  • Natuurlijke vastlegging is een langzaam verlopend proces. De tijd die nodig is, moet dan ook beschikbaar zijn. Als een oplossing op korte termijn vereist is, is natuurlijke vastlegging niet haalbaar
  • In het algemeen kan men stellen dat natuurlijke vastlegging meer kansrijk is naarmate de bindingscapaciteit van de bodem toeneemt en de verontreinigingsvracht beperkt is. Toch wil dit niet zeggen dat het concept niet toepasbaar is in zandige aquifers. Dit is dan afhankelijk van de haalbaarheid van alternatieven, de aanwezigheid van kwetsbare objecten et cetera
  • Zoals eerder betoogd moet worden onderbouwd dat de vastlegging stabiel is
  • Bij lage pH-waarden (<4) is natuurlijke vastlegging in de regel niet haalbaar, met uitzondering van metalen die als anionen aanwezig zijn

De hierboven genoemde beperkingen wat betreft pluimuitbreiding, tijd, bodemsamenstelling en een lage pH gelden niet voor gestimuleerde vastlegging. Ook kunnen met gestimuleerde vastlegging hogere verontreinigingsvrachten per eenheid bodemvolume worden vastgelegd. De belangrijkste randvoorwaarden voor gestimuleerde vastlegging zijn:

  • substraatinjectie moet mogelijk zijn
  • de vastleggingsvorm moet stabiel zijn. Kanttekeningen hierbij zijn dat in beginsel een herhaling van de substraatinjectie in de loop van de tijd mogelijk is en dat een zeer langzame mobilisatie van de metalen uit risico-oogpunt acceptabel kan zijn.

Op voorhand hoeven geen metalen of metaalspecies (verbindingen) van deze aanpak (natuurlijk of gestimuleerd) te worden uitgesloten. Wel zijn er vaak condities waarbij natuurlijke vastlegging niet of onvoldoende werkt voor verbindingen zoals chromaat of andere anionen.

In opdracht van het SKB is een gestructureerde beoordelings- en afwegingsmethodiek ontwikkeld om de kansrijkheid van (gestimuleerde) vastlegging goed te kunnen beoordelen. Deze strategie is gestalte gegeven in de vorm van een Beslissings Ondersteunend Systeem, kortweg BOS, dat door adviseurs, bevoegde gezagen en eindgebruikers kan worden gebruikt voor de beoordeling van vastleggingsopties (zie externe linkSKB-rapport SV-615).

Vergunningen/oordeel bevoegde gezag

Bij de toepassing van gestimuleerde vastlegging moet een vergunning worden aangevraagd voor het infiltreren van milieuvreemde stoffen als substraat. Het bevoegde gezag dient vastlegging te accepteren als volwaardige saneringstechniek. Een goede onderbouwing van het proces (dat wil zeggen een goed vooronderzoek) vergroot de kans op acceptatie in sterke mate; zie ook onderdeel ‘Trends en ontwikkelingen