Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Onttrekken grondwater, trends en ontwikkelingen

De volgende trends en ontwikkelingen zijn in de praktijk te signaleren:

  • Verfijning van onttrekkingssystemen. Gedachte hierachter is dat stagnatie van onttrekkingen kan worden tegengegaan door een flexibeler en fijnmaziger systeem aan te brengen: meerdere, kleinere onttrekkingsmiddelen. Hierdoor kan beter worden ingespeeld op restverontreinigingen en de bodemheterogeniteit. Daarnaast wordt meer en meer intermitterend onttrokken, zodat de onttrokken waterhoeveelheid vermindert en effectiever met stagnatie als gevolg van diffusie kan worden omgegaan. Door ter plaatse van restverontreinigingen het onttrekkingssysteem fijnmaziger te maken (meerdere, veelal kleinere onttrekkingspunten of drains), treedt minder stagnatie op waardoor problemen met heterogeniteit enigszins ondervangen worden en de saneringsduur verkort kan worden.
  • Bioreactor in situ. Meer en meer wordt als variant toegepast om rondom onttrekkingsputten de biologie in situ te stimuleren (bijvoorbeeld door luchtinjectie of toevoeging van voedingsstoffen) opdat nageschakelde zuivering niet meer nodig is, hetgeen tot sterke kostenreductie kan leiden.
  • Wijzigingen in beleid ten aanzien van restconcentraties. Bij het huidige beleid gericht op risicobeheersing wordt het stagneren op (vanuit risico- oogpunt) aanvaardbare concentraties niet meer als een probleem beschouwd. Vooral niet als aangetoond wordt dat door het natuurlijk zelfreinigend vermogen van de bodem (natural attenuation) de aanwezigheid van sommige verontreinigende stoffen in het grondwater eindig is.

Smart pump en treat (SPT)

STP richt zich op het optimaliseren van de extensieve pump & treat. De optimalisatie vindt plaats door de efficiency van de sanering te maximaliseren bij een gelijkblijvend volume opgepompt verontreinigd grondwater. Hierbij worden de volgende aspecten beschouwd:

  • De frequentie van de pompcycli. De pompcyclus bestaat uit een actieve periode waarin gepompt wordt, en een passieve periode waarin niet gepompt wordt.
  • De verhouding tussen de duur van de actieve en passieve periode binnen een pompcyclus.
  • Het debiet dat gerealiseerd wordt in de actieve periode van een pompcyclus.
  • De duur van de actieve periode.
  • Een netwerk van pompjes in plaats van één enkele pomp.

Uit een modelstudie (Restrisk; Verspreiding en risico’s van restconcentraties in bodem en grondwater Fase 2 deelrapport I: Slimmer saneren met Pump & Treat; Onzekerheden en Pompstrategieën. NOBIS 1998) blijkt onder andere dat onttrekken bij een extreem laag debiet de beste strategie is om pump & treat te optimaliseren. De kosten van een pump- en-treatsanering kan bij een extreem laag debiet verlaagd worden met een factor 10-100. Een consequentie is echter wel dat de sanering veel langer duurt (tot tien keer zolang).