Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Onttrekken grondwater, uitgangspunten voor het ontwerp, beïnvloeding van de omgeving

De meeste grondwateronttrekkingen zullen naast de beoogde positieve bijdrage aan het saneren van de bodemverontreiniging, resulteren in een aantal neveneffecten. Op basis van de globale gegevens, zoals deze beschikbaar zijn gekomen in het saneringsonderzoek, dient een inventarisatie van de mogelijke neveneffecten van de grondwatersanering op de omgeving te worden uitgevoerd.

Locaties met de volgende karakteristieken kunnen hinder ondervinden van de grondwatersanering.

Als gevolg van het verlagen van de grondwaterstand:

  • gebieden die gevoelig zijn voor verdroging, naar aard en gevoeligheid voor de grondwaterstandsdaling (natuurgebied, land- en tuinbouw);
  • objecten die gevoelig zijn voor zetting;
  • funderingen, die door grondwaterstandsdaling kunnen worden aangetast, in het bijzonder houten funderingspalen;
  • gebieden die gevoelig zijn voor afgeleide effecten van grondwaterstandsdaling, zoals versnelde mineralisatie;
  • de overgang van anaëroob naar aëroob.

Als gevolg van het veranderen van de grondwaterstroming:

  • beïnvloeding van een nabijgelegen bodemverontreiniging (versmeren, verplaatsen of beïnvloeden van een reeds in uitvoering zijnde sanering);
  • aantrekken van gebiedsvreemd water (extra infiltratie van oppervlaktewater);
  • het beïnvloeden van kwel.

Daarnaast kan de omgeving van de onttrekkingsinstallatie hinder ondervinden door geluidsoverlast (pompen en generatoren), luchtverontreiniging en overlast door transport.

De van de onttrekking te verwachten gevolgen voor grondwaterstanden en -stromingsrichting op en buiten de locatie worden vergeleken met de randvoorwaarden die samenhangen met aldaar aanwezige gevoelige objecten. Hierbij zal veelal gebruik gemaakt worden van rekenmodellen (geohydrologie, zettingen). Indien mogelijke (neven)effecten van de voorgenomen onttrekking niet aanvaardbaar zijn, dient het ontwerp te worden aangepast dan wel dienen maatregelen te worden toegevoegd die de ongewenste neveneffecten kunnen ondervangen.

Bijvoorbeeld indien het af te voeren debiet onaanvaardbaar groot is kan getracht worden de onttrekking te verminderen (beperking onttrekkingsdebiet door optimalisatie maatregel aan de hand van aanvullend onderzoek, scherm, bovenafdichting). De consequenties hiervan voor de functionaliteit van het ontwerp en daaraan gestelde randvoorwaarden worden daarbij opnieuw vastgesteld en beoordeeld. Tevens kan worden nagegaan of een oplossing bij ongewijzigd pompdebiet mogelijk is, bijvoorbeeld door wijziging lozingspunt, herinfiltratie of het separaat afvoeren van waterstromen met uiteenlopende kwaliteit.

Een ander voorbeeld is dat bij ongewenset aantrekking van verontreiniging van een ander lokatie een schermbemaling wordt ingesteld of een infiltratie zodat die effect wordt weggenomen.