Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Bodemluchtextractie, uitvoeringsvormen, afzuigunits

Als drijvende kracht voor de bodemluchtafzuiging worden verschillende typen pompen gebruikt, o.a. vacuümpompen en ventilatoren. Het te gebruiken type is afhankelijk van de locatie, de bodemopbouw en de omvang van de verontreiniging.

De aan te leggen onderdruk is afhankelijk van de bodemopbouw. In het algemeen kan het volgende gesteld worden:

  • goed doorlatende bodem (k(water) tot 10E-3 m/s): onderdruk tot 100 mbar (ventilator);
  • minder goed doorlatende bodem (k(water) tussen 10E-4 en 10E-6 m/s): onderdruk tussen 100 en 300 mbar (ringkanaalverdichter);
  • slecht doorlatende bodem (k(water) groter dan 10E-6 m/s): onderdruk tot 980 mbar (vacuümpomp).

Het te onttrekken debiet wordt bepaald door het volume dat gesaneerd moet worden. In principe wordt de lucht in de onverzadigde zone 1 à 2 keer per dag ververst. Op basis van het te saneren volume en de ‘verversing’ wordt het benodigde debiet bepaald. In de kern van de verontreiniging kan de onttrekking wat intensiever uitgevoerd worden om het saneringseffect te vergroten.

In de afvoerleiding van elk filter wordt een drukmeter, een afsluiter en een monsternamepunt aangebracht. Tevens dient de mogelijkheid aanwezig te zijn om het debiet te meten.

Door middel van de afsluiter is het mogelijk om een filter, gedurende al dan niet langere tijd, af te koppelen. Indien gedurende een periode niet onttrokken wordt via een filter, kan zich in de onverzadigde zone een nieuw evenwicht instellen en kunnen verontreinigingen vanuit de stagnante fase diffunderen naar de grotere poriën waar ze, als de onttrekking weer voortgezet wordt, afgezogen worden. Een periode van stilstand zal een positief effect hebben op het saneringsresultaat en de duur van de sanering. Ditzelfde effect wordt ook onderkend bij grondwatersaneringen.

Het met de lucht meekomende water wordt via een waterafscheider gescheiden van de lucht. Deze waterafscheider kan voorzien zijn van een stripeenheid, waarmee de verontreinigingen uit het water in de luchtfase terechtkomen, zodat alleen de lucht gereinigd hoeft te worden. Indien ook een grondwateronttrekking met een zuiveringsinstallatie op de locatie aanwezig is, dan kan het efficiënter zijn om het meegekomen water te reinigen in deze zuiveringsinstallatie. Dit zal per locatie nagegaan moeten worden.