Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

In situ strippen/persluchtinjectie, uitvoeringsvormen

Bij het injecteren van lucht bij in situ strippen/persluchtinjectie wordt in de praktijk meestal gebruik gemaakt van verticale kunststof filters. De diepte van de filters wordt bepaald aan de hand van de bodemopbouw en de verontreinigingssituatie. De lengte van het geperforeerde gedeelte bedraagt meestal één meter. Het afdichten van de buis boven het filtergedeelte met behulp van bentoniet is noodzakelijk om kortsluitstromen via het boorgat te voorkomen. Door middel van standaard uitgangspunten, berekeningen of een pilot-proef wordt de invloedssfeer bepaald van de injectie. Hieruit wordt bepaald hoeveel filters benodigd zijn om de gehele verontreiniging te bestrijken.

De invloedssfeer van de persluchtinjectie is afhankelijk van de bodemopbouw en is een functie van de diepte van het filter en de druk waarmee de lucht wordt geïnjecteerd en kan variëren tussen 1 en meerdere meters, maar is gemiddeld minder dan 7,5 meter [Loden]. Wanneer de bodemopbouw heterogeen of gelaagd is, kan de invloedssfeer groot zijn. De lucht zoekt zich dan in de beter doorlatende lagen een horizontale weg in plaats van een verticale. Op deze wijze wordt niet het gehele verzadigde pakket doorstroomd. Tevens ontstaat een oncontroleerbare situatie, omdat mogelijk niet alle lucht opgevangen wordt met behulp van bodemluchtextractie. Monitoring van de locatie speelt in deze gevallen een belangrijke rol.

De lucht wordt geïnjecteerd door middel van een olievrije blower of compressor, afhankelijk van het gewenste debiet en de persluchtdruk. De injectiedruk die wordt gebruikt bovenop de hydrostatische druk varieert tussen 0,2 en 1,4 atmosfeer, het debiet tussen 3 en 30 m3 per uur, per injectiepunt.

Er zijn een aantal configuraties mogelijk waarmee de perslucht kan worden geïnfiltreerd en de bodemlucht afgezogen.

Verticale of horizontale injectie

Afhankelijk van de verontreinigingssituatie en de grondwaterstand kunnen verticale of horizontale injectie-/onttrekkingsfilters worden toegepast. Het voordeel van verticale filters is dat ze eenvoudig zijn aan te brengen. Hierbij wordt ook gezocht naar goedkopere methoden van aanbrengen van de injectiefilters (wegdrukbare filters, holle avegaarboor).

Horizontale filters worden nog weinig toegepast. Horizontale filters zijn met name geschikt voor langgerekte verontreinigingen, bijvoorbeeld veroorzaakt door een lekkende pijpleiding. Daarnaast kan door het toepassen van een horizontaal filter een groter oppervlak worden belucht en kan ook onder bebouwing worden belucht indien het plaatsen van verticale filters door bovengrondse infrastructuur niet mogelijk is.

Bij het ontwerp van een horizontale drain voor luchtinjectie moet extra aandacht besteed worden aan de luchtverdeling in het filter. Bij toepassing van horizontale filters met standaard perforaties bestaat het risico dat slechts de eerste meters van de horizontale filters of de gedeelten die een goed doorlatende deel van de bodem liggen goed functioneren. Betere ervaringen zijn opgedaan met filters met kleinere perforaties, waardoor een betere luchtverdeling ontstaat. Monitoring van de luchtverdeling in en rondom horizontale filters langer dan 3 meter verdient daarom aanbeveling.

In bovenstaande figuur zijn een aantal configuraties schematisch weergegeven.