Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Electroreclamatie, uitvoering

De stroom wordt door middel van elkaar afwisselende rijen anodes en kathodes in de grond gebracht. De onderlinge afstand van elektroden van gelijke als ook ongelijke lading hangt af van de locatiespecifieke omstandigheden, maar bedraagt in het algemeen 1,5 à 2 m. Zowel anodes als kathodes worden geïntegreerd in afzonderlijke rondpompsystemen, waarmee elektrolyten rond de elektrodes worden gecirculeerd. Via deze elektrolyten wordt de zuurgraad op een van tevoren vastgesteld niveau gehandhaafd en worden de verontreinigingen, die onder invloed van het elektrische veld worden gedesorbeerd en gemobiliseerd, opgevangen. In een bovengrondse installatie worden de elektrolyten geconditioneerd en periodiek gezuiverd, waarbij de verontreinigingen worden verwijderd.

De series elektroden worden in verticale filters in de bodem geplaatst. Bij relatief ondiepe saneringen (kleiner dan 1,5 meter) kunnen de electroden ook ingegraven worden in horizontale sleuven. Verder moeten de benodigde vloeistoftanks, pompen, meet- en regelapparatuur in een container op het terrein geïnstalleerd worden. In deze containers vindt tevens de verwerking van elektrodevloeistoffen plaats.

De eventueel in de bodem aanwezige metalen voorwerpen en leidingen kunnen de procesvoering verstoren. Daarom moeten zij worden gelokaliseerd, zodat tijdens de procesvoering met deze voorwerpen rekening gehouden kan worden. Als de procesvoering ernstig verstoord dreigt te raken, moeten de voorwerpen worden verwijderd. Leidingen kunnen worden geïsoleerd. Het terrein moet worden afgezet met een hek vanwege het optreden van potentiaalverschillen in de bodem.