Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Grondverzet, Geotechnisch/geohydrologisch onderzoek

Geotechnisch en geohydrologisch onderzoek wordt uitgevoerd om de bodem te schematiseren. Maatgevende bodemprofielen dienen vastgesteld en gekarakteriseerd te worden. Voordat een gericht volwaardig onderzoek kan worden aangegeven moet in grote lijnen bekend zijn welke aspecten een rol kunnen spelen.

Het literatuur-, veld- en laboratoriumonderzoek omvat de volgende aspecten:

  • literatuuronderzoek
    • topografische kaarten;
    • grondwaterkaarten;
    • bodemkaarten;
    • geologische kaarten;
    • hydro-geologische kaarten;
  • veldonderzoek
    • geofysisch onderzoek;
    • sonderingen, al dan niet met meting plaatselijke kleef, waterspanning, geleidbaarheid, temperatuur,of andere parameters;
    • boringen; handboringen met lepel of guts, continu-boring (Begemann), pulsboring, zuigboring;
    • vinproeven;
    • pompproeven, boorgatmethoden en infiltratieproeven;
  • laboratoriumonderzoek
    • massa- en volumegewichtsbepaling;
    • bepaling organische stofgehalte;
    • doorlatendheidsproeven;
    • schuifweerstandsproeven (triaxiaal- en celproeven);
    • samendrukkingsproeven met bepaling consolidatiecoëfficiënten;
    • korrelverdeling;
    • plasticiteit (Atterbergse grenzen);
  • interpretatie
    Interpretatie berust op ervaring en het gebruik van empirische relaties en vuistregels. Zo kan de doorlatendheid van zand geschat worden uit de korrelverdeling met behulp van de formules van Seelheim en Hazen.

De samendrukbaarheid van veen kan bijvoorbeeld bepaald worden uit het w/N-cijfer met behulp van de methode Fokkens.

De genoemde onderzoeksmethoden zijn al jaren gangbaar in de civiele techniek. Voor de verschillende soorten laboratoriumonderzoek is speciale apparatuur vereist.
Voor aanvullende informatie zoek ook op kosten van geotechnisch en geohydrologisch onderzoek (zie literatuurverwijzing 3, 4, 5, 6, 7).

Veldonderzoek
Geofysisch veldonderzoek kan bestaan uit geo-elektrisch -, elektromagnetisch -, radar- en seismisch onderzoek.
Nederlandse bodemomstandigheden zijn geschikt voor sondeer- en booronderzoek. Sonderingen worden meestal met een sondeertruck van maximaal 20 ton bij voorkeur continu elektrisch uitgevoerd. Boringen kunnen met een boorwagen dan wel handmatig worden uitgevoerd.
Voor een goede bereikbaarheid voor en berijdbaarheid door sondeer- en boorequipment is een min of meer vlakke bodem met een redelijke draagkracht gewenst.

Sonderingen en boringen kunnen, al dan niet met aanvullende maatregelen, worden uitgevoerd tot diepten van 50 à 300 meter onder maaiveld. Bij de uitvoering kunnen wel problemen ondervonden worden in het geval van grof grind, stenen en andere obstakels. Ook moet men bij de uitvoering van veldonderzoek bekend zijn met de ligging van kabels en leidingen (KLIC-melding). In verband hiermee kan soms voorgraven of voorboren nodig zijn.

Afhankelijk van de verontreiniging van de grond moeten maatregelen worden genomen ter bescherming van het uitvoerende personeel.
Als gevolg van het uitgevoerde veldonderzoek mag de geohydrologische en verontreinigingssituatie niet worden verstoord, waardoor het nodig kan zijn de gaten op te vullen met zwelklei of bentoniet.