Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Ontgraven onder/naast bebouwing, Funderingsonderzoek algemeen

Binnen het mogelijke invloedsgebied van de sanering wordt na inventarisatie van de bebouwing en van andere constructies een funderingsonderzoek uitgevoerd door het bureau dat het Saneringsonderzoek uitvoert of een in funderingsonderzoek gespecialiseerde instantie.

Van belang is de wijze waarop de fundering van de bebouwing is uitgevoerd, op palen, op staal of op een combinatie van beide. Daarnaast is het van belang te weten in welke staat de bebouwing zich bevindt.

Het resultaat van het funderingsonderzoek is een classificatie van bebouwing en andere constructies alsmede een formulering van eisen en randvoorwaarden ten aanzien van toelaatbare zettingen, horizontale vervormingen, toelaatbare permanente of tijdelijke daling van de grondwaterstand of stijghoogte.

Ter beperking van de omvang van de werkzaamheden worden meestal alleen bebouwing en andere constructies op en direct grenzend aan de saneringslocatie geïnventariseerd. De hierbij verzamelde gegevens worden zo goed mogelijk geëxtrapoleerd naar de verder weg gelegen bebouwing.

Onderscheid wordt gemaakt in indirect onderzoek (archiefonderzoek, bijvoorbeeld bij de dienst Bouw- en Woningtoezicht van de betreffende gemeente) en in direct onderzoek (onderzoek ter plaatse).
Uit indirect onderzoek kunnen bij funderingen op palen gegevens worden verkregen van het gebruikte paaltype, het paalmateriaal (hout, beton of staal), de paaldimensies en basisniveau, paalbelasting en het paaldraagvermogen.
Bij funderingen op staal kan blijken of sprake is van een strook-, poer- of plaatfundering, wat de afmetingen zijn, wat het aanlegniveau is en of de uitvoering op een bepaalde wijze is verlopen (bijvoorbeeld of er een grondverbetering is toegepast).
Bij het beoordelen van de staat van de funderingen is ook de historie van belang. Zo kan het bij paalfunderingen van belang zijn of er ooit langdurige grondwaterstandsverlagingen hebben plaatsgevonden, in verband met het gevaar voor rot van het hierbij boven het water komende funderingshout. Het aanbrengen van in het verleden aangebrachte ophogingen kan hebben geleid tot extra negatieve kleef op de palen. Agressiviteit van zich in het grondwater bevindende verontreinigende stoffen kan leiden of hebben geleid tot aantasting van de fundering.

Visuele controle op scheuren in het metselwerk van de bovenbouw en plaatselijke verzakkingen en zettingen, geven een indicatie van de staat waarin de fundering zich bevindt.
Aan de hand van het ten behoeve van de sanering uitgevoerde grondonderzoek kan bijvoorbeeld het draagvermogen van de funderingen worden geverifieerd. Door blootleggen van de bovenzijde van de funderingen kunnen de uit het indirecte onderzoek volgende afmetingen worden geverifieerd en kan de kwaliteit van de fundering worden bepaald (zie bovenstaande en onderstaande figuren).
Hierbij wordt gebruik gemaakt van visueel onderzoek, hout-indringingsproeven (Schmidt-hamer) en monstername waarna laboratoriumonderzoek kan worden verricht.