Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Ontgraven onder/naast bebouwing, Slopen

Bebouwing op en rond de saneringslocatie wordt gesloopt indien ze belemmerend werkt bij de ontgraving of bodemsanering en/of slechts tegen onevenredig hoge kosten (van ondersteunende maatregelen) kan worden gehandhaafd. Slopen van bebouwing is ingrijpend voor de omgeving (gebruikers) en kostbaar in verband met herbouw en eventuele schadeloosstelling. Om deze redenen zal sloop veelal worden beperkt tot datgene wat hoogst noodzakelijk is voor de sanering. Constructies die behouden moeten worden begrenzen de ontgraving en belemmeren daarmee de aanpassing van de sanering bij veranderende inzichten in de verontreiniging tijdens de uitvoering.

Het bureau dat het Saneringsonderzoek uitvoert geeft aan welke constructies, geheel of gedeeltelijk, dienen te worden verwijderd zodanig dat de ontgravingen min of meer ongehinderd kunnen worden uitgevoerd. De aannemer die de sanering uitvoert verricht in principe ook de sloopwerkzaamheden. In complexe gevallen wordt hiervoor een gespecialiseerde onderaannemer ingeschakeld.
Voor het slopen van een gebouw is een sloopvergunning noodzakelijk. Deze wordt aangevraagd bij de gemeente. Het sloopplan dient ter goedkeuring worden overlegd aan Bouw- en Woningtoezicht. Bij sloop ook rekening houden met eventuele aanwezigheid van asbest.

Sloopwerkzaamheden onder het vloerniveau in het kader van een sanering worden bij voorkeur opgenomen in het saneringsbestek. De sloop en sanering kan op deze manier maximaal op elkaar worden afgestemd, in principe vindt sloop zo kort mogelijk vóór de sanering plaats. De totale duur van de werkzaamheden (sloop, saneren) kan hierdoor worden bekort. Sloop van het ondergrondse deel van bebouwing (verwijderen kelders, trekken van palen, etc.) vindt vaak plaats in verontreinigde grond.
Integratie van sloop en sanering is dan noodzakelijk om verdere verspreiding van verontreinigende stoffen als gevolg van de sloop te voorkomen.