Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Immobilisatie grond, milieubelasting

4 MILIEUBELASTING

4.1 Emissies naar bodem

De emissie naar de bodem is voor alle grondverwerkingsinstallaties gelijk. Dit onderwerp is besproken in §D1.4.1. Hoewel koude immobilisatie geen reinigingstechniek is (de contaminaten worden geimmobiliseerd) dienen de producten te voldoen aan het Besluit bodemkwaliteit. Daarom zijn de milieubelastingen van producten uit grondreinigingsinstallaties en van immobilisatie-installaties gelijk.

Immobilisaten die niet voldoen aan de eisen die gesteld worden aan bouwstoffen, worden gestort. De (eventuele) uitloging van milieubelastende stoffen van immobilisaten is gering. Stortplaatsen zijn voorzien van een uitgebreid scala van bodembeschermende voorzieningen.

4.2 Emissies naar lucht

4.2.1 Verontreinigingen
Voor wat betreft het onderwerp verwaaiing van stof wordt verwezen naar D1.4.2.1.

4.2.1.1 Koude immobilisatie
De emissies van koude immobilisatie (anders als gevolg van het verwaaien van stof) kunnen slechts emissies zijn die het gevolg zijn van verdamping of vervluchtiging van verontreinigende stoffen die het gevolg zijn van reacties tijdens of na het mengen van de verontreinigde grond met de hulpstoffen. Procesapparatuur zoals mengers wordt daarom afgezogen, de afgezogen gassen worden via een filter geleid. De emissies blijven zo binnen de vigerende normen.

4.2.1.2 Thermische immobilisatie
In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen die specifiek zijn voor immobilisatie behandeld:
- verwaaiing van stof;
- NOx ;
- SO2 ;
- HCl ;
- zware metalen, waaronder kwik;
- dioxinen;
- overige verbindingen.

De emissies van thermische immobilisatie installaties zijn in hoge mate vergelijkbaar met die van thermische grondreinigingsinstallaties.

In dit hoofdstuk worden alleen de specifieke aspecten beschreven.

Stof
Zie D2.4.2.1.

NOx
Bij de emissie van NOx kan onderscheid worden gemaakt tussen thermische en brandstof NOx. Eerstgenoemde ontstaat bij hoge temperaturen waarbij N2 uit de lucht bepaalde reacties aangaat. Brandstof NOx ontstaat bij het verbranden van olie of gas. Daarnaast kan NOx worden gevormd (als 'grondstof-NOx') tengevolge van de oxidatie van de -uit de verontreinigde grond- uitgedampte stikstofverbindingen (zoals cyaniden). Het is niet mogelijk een strakke scheiding aan te brengen tussen brandstof-NOx en grondstof-NOx. Ook bij lage temperaturen ontstaat enige brandstof-NOx. Omdat de temperaturen in thermische immobilisatie installaties hoger zijn dan in thermische grondreinigingsinstallaties, zal de bijdrage van thermische NOx groter zijn. Het toevoegen van een DENOX installatie aan de rookgasreiniging zal moeten worden overwogen.

SO2
Zie D2.4.2.1.

HCl
Zie D2.4.2.1.

Zware metalen, waaronder kwik
De emissie van zware metalen betreft vrijwel volledig de aan het geëmitteerde stof gebonden metalen. Omdat de stofemissie gering is, (<5 mg/Nm3) is de emissie gering. Overschrijding van de in de vergunningen gestelde grenswaarden als gevolg van schoorsteenemissies vindt in de praktijk niet plaats.
Omdat de temperatuur bij sommige (smelt) installaties zeer hoog is, kan naast kwik ook een aantal andere metalen in de rookgassen voorkomen in dampvorm. Wanneer in de rookgasreinigingsinstallatie de afgassen van de oven gekoeld worden zullen deze metalen op het in het gas aanwezige stof condenseren. Kwik zal voor een aanzienlijk deel in dampvorm aanwezig blijven. De rookgasreinigingsinstallaties moeten speciaal op vangst van kwik worden afgestemd. Het in de rookgasreinigingsinstallatie afgevangen stof zal als gevolg van dit fenomeen een hoog gehalte aan zware metalen bevatten.

Dioxinen
Gezien de veelal zeer hoge temperaturen die heersen in thermische immobilisatie-installaties zullen de rookgassen van thermische immobilisatie-installaties een relatief laag gehalte aan dioxinen bevatten. De rookgasreinigingsinstallaties die (o.a. bij thermische grondreinigingsinstallaties) op dit moment in bedrijf zijn hebben aangetoond dat zij in staat zijn de norm van 0,1 ng TEQ /Nm3 te kunnen halen.

Overige verbindingen
De rookgassen zullen naast de genoemde componenten tevens CO, CO2 en water bevatten. Koolmonoxide zal slechts dan in hoeveelheden die de bestaande normen (50 mg/Nm3) overschrijden worden aangetroffen wanneer branders in de installatie niet goed functioneren.

4.2.2 Geur
Bij thermische immobilisatie zijn de geuraspecten gelijk aan die van thermische grondreiniging, zie D2.4.2.2.

Bij koude immobilisatie kan tijdens het intensief mengen van de verontreinigde grond met de hulpstoffen potentieel een verhoging van de geuremissie plaatsvinden. Daartoe dienen afzuiging met filters geplaatst te worden. Extra risico’s zijn te verwachten bij het mengen van industriële reststoffen en slibben.

4.3 Emissies naar water

Zie §D1.4.3.

4.4 Overlast

4.4.1 Transport
Zie D1.4.4.1

4.4.2 Geluid
Afgezien van de algemene geluidsbronnen die bij alle grondreinigingsinstallaties een rol spelen (D1.4.4.2) zijn de specifieke geluidsbronnen van de thermische immobilisatie installaties gelijk aan die van thermische grondreinigingsinstallaties. Hiervoor wordt verwezen naar D2.4.2.2.

Bij koude immobilisatie zijn de geluidsbronnen die van meng- en zeefinstallaties. In bijzondere gevallen het algemeen zal een dergelijke installatie in een hal geplaatst worden waardoor voldoende geluidreductie kan worden bereikt om overschrijding van normen te voorkomen.

4.5 Overige milieuaspecten

4.5.1 Hulpstoffen

4.5.1.1 Thermische immobilisatie
Bij thermische immobilisatie worden dezelfde hulpstoffen toegepast in de rookgasreinigingsinstallaties als bij thermische grondreinigingsinstallaties. Zie D2.4.5.1.

4.5.1.2 Koude immobilisatie
De hoeveelheid en variëteit aan hulpstoffen bij koude immobilisatie is groot. Elk proces, elke grondsoort en elke verontreinigende stof kent zij eigen receptuur. Een algemeen beeld is niet te geven. De hoeveelheid hulpstoffen kan (in extreme gevallen) echter significant zijn, tot tientallen procenten van de te bewerken grond.

4.5.2 Afvalstoffen

4.5.2.1 Thermische immobilisatie
Bij thermische immobilisatie komt als afvalstof het residu van de rookgasreinigingsinstallatie vrij. Dit residu is vergelijkbaar met dat van thermische grondreinigingsinstallaties.
Zie D2.4.5.2.

4.5.2.2 Koude immobilisatie
Afgezien van de afgezeefde bodemvreemde materialen is de hoeveelheid afvalstoffen bij koude immobilisatie nihil. Alle verontreinigde grond wordt verwerkt tot immobilisaat. Ook afgezeefd puin (na breken tot < 40 mm) kan worden verwerkt.

4.5.3 Energie

4.5.3.1 Thermische immobilisatie
Het energieverbruik van thermische immobilisatie is het hoogst van alle thermische processen. Een groot deel van de energie die benodigd is voor het opwarmen van de grond tot de gewenste eindtemperatuur is nodig voor het verdampen van de in de grond aanwezige water. Daarnaast is het energieverbruik van de naverbranders aanzienlijk. Het procesontwerp van alle reinigingsinstallaties is zodanig dat in hoge mate gebruik gemaakt wordt van restwarmte uit het proces.
De branders worden gestookt met fossiele brandstoffen, een deel van de immobilisatieprocessen werkt met elektrisch gestookte ovens. De benodigde thermische energie voor het reinigen van een ton verontreinigde grond is afhankelijk van de gewenste eindtemperatuur en van het vochtgehalte. Gemiddeld wordt (het equivalent van) circa 70 liter lichte stookolie per ton grond verbruikt.
Naast de thermische energie is ook het elektriciteitsverbruik van thermische immobilisatie installaties aanzienlijk. Naast de benodigde energie voor de ovens vergen met name de ventilatoren die nodig zijn voor het afzuigen van de installaties veel vermogen.

4.5.3.2 Koude immobilisatie
De benodigde energie voor koude immobilisatie is (in het eigenlijke proces) gering, en bestaat uit de benodigde energie voor de menginstallaties, e.d.
De benodigde energie in de bereiding (o.a. cement) en aanvoer van hulpstoffen is significant groter dan bij andere processen.