Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Grondwaterzuivering, omvang van de te behandelen waterstromen

Sinds 1980 is het aantal saneringen waarbij waterzuivering plaatsvindt sterk toegenomen. In onderstaande figuur is aangegeven welk aantal lozingsvergunningen is uitgegeven voor de periode 1980-1992.

Recente gegevens zijn niet bekend maar ingeschat wordt dat het aantal jaarlijks nieuw gestarte projekten ongeveer 500 is.

Grondwateronttrekking ten behoeve van bemaling kenmerkt zich door een korte duur en relatief hoge debieten. Het debiet bij zuivering van water dat vrijkomt bij bemaling varieert tussen de 2 tot 50 m3/uur met een gemiddelde van circa 30 m3/uur. De tijdsduur van de bemaling is in het grootste gedeelte van de gevallen korter dan twee maanden met een gemiddelde van ongeveer zes weken.

De grondwatersanering kent meestal lagere debieten, omdat het schoonspoelen van de bodem hier voorop staat. Bij de sanering wordt een optimum gezocht tussen het zo snel en efficiënt mogelijk verwijderen van de verontreinigingen. Debieten bij grondwatersanering variëren tussen 1 en 25 m3/uur; het gemiddelde ligt op 8 m3/ uur. De tijdsduur loopt uiteen tussen enkele maanden tot enkele jaren. De gemiddelde tijdsduur bedraagt ongeveer anderhalf jaar.

Uit een door het RIZA uitgevoerde inventarisatie [2] blijkt dat bij ongeveer een derde van deze gevallen lozing van grondwater gefaseerd wordt uitgevoerd. In de eerste fase wordt water gezuiverd dat vrijkomt bij bemaling ten behoeve van ontgraven in den droge. De tweede fase beslaat het zuiveren van water dat vrijkomt bij het saneren van de bodem of het isoleren van de locatie. Verder blijkt dat in 85 procent van de gevallen wordt geloosd op het riool, in de overige 15 procent van de gevallen vindt lozing op het oppervlaktewater plaats.

Meer recente inventarisaties van lozingen zijn niet voorhanden. De praktijk is momenteel (2006) nog steeds dat het meeste water wordt geloosd op de riolering. In de afgelopen jaren wordt echter ook steeds meer water geherinfiltreerd in de bodem. Er is vanuit waterkwaliteits-beheerders en bevoegde gezagen een trend zichtbaar dat met minder water van bodemsaneringen op de riolering wil hebben. Dit omdat dit relatief dunne en koude water de werking van de aktief slibinstallaties negatief beïnvloed.

In het rapport van CUWVO van 2002 is per verontreinigende stof aan de hand van een RMK analyse bekeken welke lozingsmethode de voorkeur zou moeten hebben. Deze analyse is integraal uitgevoerd zodat in brede zin relevante aspecten bij de beoordeling zijn betrokken.Dit leidt tot het volgende:

BTEX: bij voorkeur op riolering

VOCl: milieuverdienste is voor alle opties min of meer gelijk. De keuze hangt dus af van dekosten per saneringsvariant. In veel gevallen zal dan lozing op de riolering de voorkeur hebben, gevolgd door lozing op oppervlaktewater en Herinfiltratie.

Minerale olie, naftaleen, overige PAK, zware metalen: Herinfiltratie heeft de voorkeur

In het rapport wordt ook een zogenaamde quick-scan gegeven als hulpmiddel om snel tot de meest geschikte oplossing te komen. In de quick scan wordt met name onderzocht welke varianten bij een snelle evaluatie afvallen. Hiervoor wordt aan de hand van een aantal vragen een overzicht verkregen van de voor- en nadelen van een bepaalde lozingsvariant en een ruwe inschatting van de kosten. Een lozingsvariant is hierin een combinatie van de methode van de lozen en de methode van zuiveren.

Eén en ander leidt tot een overzicht van bruikbare lozingsvarianten waaruit de meest geschikte dient te worden gekozen. Hierbij kunnen de begrippen 'Best Uitvoerbare Techniek (BUT)' en 'Best Betaalbare Techniek (BBT)' een rol spelen. Met de BUT worden de beste zuiveringsrendementen behaald en wordt in brede zin het beste milieubelang gediend. De BBT is het meest kosteneffektief, maar zal een minder rendement hebben dan de BUT en kan ook op onderdelen leiden tot een (tijdelijke) milieubelasting. Het is maatwerk per projekt in hierin de meest geschikte oplossing te kiezen.