Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, algemene aspecten, toepassingsvoorwaarden, vaststelling van voorwaarden per methode

Om inzicht te krijgen in de relevantie van de mogelijke toepassingsvoorwaarden en het verkrijgen van een numerieke invulling voor de criteria zijn interviews gehouden met de verschillende bevoegde gezagen. In tabel Evaluatie resultaten isolatietechnieken zijn per thema de in de praktijk genoemde ranges voor de criteria aangegeven, zoals die door het bevoegd gezag worden gehanteerd bij de beoordeling van de toepasbaarheid van technieken. Per thema is aangegeven welke range ten aanzien van de numerieke invulling in de praktijk gehanteerd wordt. Op basis hiervan is een voorstel voor de validatierange gedaan. De validatie-range is ruim gekozen om het bevoegd gezag voldoende ruimte te bieden om tot een eigen invulling van de relevant geachte waarde te komen.

Vervolgens zijn de toepassingsvoorwaarden ingedeeld conform de onderstaande indeling:
A : Significant voor de keuze van technieken;
B : Resulterend in effectbeperkende maatregelen;
C : Relevant voor de toekomst;
- : Niet beperkend of relevant.

Uit de tabel Evaluatie resultaten isolatietechnieken blijkt dat het aantal criteria dat, op basis van de door het bevoegd gezag aangegeven toepassingsvoorwaarden, significant kan zijn bij de keuze voor een isolatietechniek (categorie A en A/B), gering is. De criteria die binnen deze categorie vallen zijn:

  • de waterdoorlatendheid van de bovenafdichting en verticale afdichting: binnen totale systeembeschouwing worden de eisen ten aanzien van de waterdoorlatendheid beschouwd in relatie tot het totale onttrekkingsdebiet;
  • het te creëren potentiaalverschil: door omvangrijke onttrekking of aanvullende civieltechnische maatregelen is groter potentiaalverschil te creëren;
  • de herinfiltratie van proceswater/retourbemaling (afhankelijk van lokale omstandigheden);
  • de zettingen: effecten van zettingen kunnen door civieltechnische maatregelen worden ondervangen;
  • het uitlooggedrag van de toe te passen materialen. Hiervoor kunnen de eisen van het Besluit bodemkwaliteitveelal worden aangehouden.

Ten aanzien van de toepassingsvoorwaarde zettingen zijn naast de aangegeven validatiewaarde van 5 mm in voornoemde tabel tevens de waarden van 15 en 25 mm opgenomen. De waarde van 5 mm is aangegeven door het bevoegd gezag en is ingegeven door het natuurbelang en verzekeringstechnische eisen voor bebouwing en is met name relevant voor de omgeving. De waarde van 15 mm is gebaseerd op de NEN 6740 (Geotechniek TGB 1990 Basiseisen en belastingen) en geldt als algemene eis in verband met de bruikbaarheid van het terrein (gebruikersbelang). De eis van 25 mm is meegenomen omdat deze waarde vanuit verzekeringsoogpunt relevant is. Opgemerkt wordt dat voor eventuele schade naast de zetting de zettingsverschillen van belang zijn. Voor funderingen geldt hierbij als richtlijn dat het zettingsverschil kleiner moet zijn dan 1:300.

Voor zowel Stortplaatsen als voor het Besluit bodemkwaliteit en het voormalige Bouwstoffenbesluit (literatuurverwijzing 12 en 16) wordt gewerkt met ‘verschilzettingen’. De absolute zetting geeft geen maat voor het risico op falen van een afdichting. De verschilzetting geeft dat echter wel.

Voor veel criteria geldt dat door het treffen van effectbeperkende maatregelen de betreffende techniek toch kan worden toegepast. Hieronder kunnen de volgende criteria worden gerangschikt (categorie B):

  • De levensduur van isolatievoorzieningen; door vervanging kan de functie worden hersteld, maar dit kan wel conflicterend zijn met de eisen vanuit het gebruiksbelang en/of maatschappelijk belang.
  • Verdichtingen: door uitvoeringsmaatregelen kan worden voldaan aan de civieltechnische eisen.
  • Verstoring afdichtende bodemlagen: herstel is mogelijk.
  • Restrisico’s: zonodig beperken door aanvullende maatregelen.
  • Trillingen.
  • Grondwaterstandsverlagingen en -verhogingen: compenseren door infiltratie dan wel onttrekking van grondwater.
  • Verandering van de stromingsrichting: compenseren door retourbemaling.
  • Het onttrekkingsdebiet en de onttrekkingsduur: beoordeling is afhankelijk van effecten.
  • Compenserende maatregelen zijn mogelijk.
  • De concentratie infiltratiewater: door zuivering kan de gewenste waterkwaliteit worden bereikt.
  • Natuurbeheer: door aanvullende maatregelen kunnen monumentale bomen worden gespaard.
  • Geurhinder: door andere uitvoeringswijze kan geurhinder worden beperkt.
  • Geluidshinder: door geluidsremmende voorzieningen kan geluidshinder worden beperkt.

Daarnaast kan een aantal criteria worden onderscheiden, waarvan de negatieve effecten die door middel van effectbeperkende maatregelen kunnen worden beperkt maar die met name voor de toekomst relevant worden geacht (categorie B/C). Deze aspecten liggen op het terrein van het milieubelang en zijn met name relevant op variantniveau:

  • Het gebruik van bodembelastende stoffen of hulpmiddelen.
  • De uitputting van grondstoffen en energiebronnen.
  • De hoeveelheden en kwaliteitseisen van de vrijkomende grond.
  • De verandering van de omvang van het verontreinigde gebied.
  • De aanlegeisen voor de isolatiemaatregelen.

Voor de toekomst relevant geachte criteria (categorie C) betreffen:

  • de acceptabele concentraties van verontreinigende stoffen in de bodem binnen de IBC-locatie;
  • de verandering van de bodemkwaliteit (bodemfysische parameters);
  • het hergebruik en het gebruik van schaarse grondstoffen;
  • het energieverbruik

Resumerend kan worden gesteld dat vrijwel alle criteria een rol spelen bij de beoordeling van saneringsalternatieven en -varianten, de uitwerking van de voorkeursvariant in het saneringsplan of in de besteksfase, maar dat voor slechts enkele criteria, ingedeeld onder A, geldt dat deze bij de keuze van technieken limiterend werken. Aangezien de meeste criteria door het bevoegd gezag wel relevant worden geacht is het zinvol bij de validatie van technieken hieraan zoveel mogelijk in kwantitatieve zin en anders in kwalitatieve zin aandacht te besteden. Het aantal toepassingsvoorwaarden, waarvoor het toepassingsgebied wordt opgesteld, is beperkt tot die toepassingsvoorwaarden die daadwerkelijk beperkend kunnen zijn bij de keuze van isolatietechnieken en die ook meetbaar/toetsbaar zijn. Aan de andere toepassingsvoorwaarden wordt kwalitatief aandacht besteed.