Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, bovenafdekking met leeflaagconstructie, toepassingsgebied algemeen, prestatiekenmerken en contour t.a.v. de toepasbaarheid

Algemeen

Doelstelling
De primaire doelstelling van het aanbrengen van een leeflaagconstructie is het voorkomen dan wel risicovrij beperken van directe en indirecte contactmogelijkheden met de verontreinigde bodem. In algemene zin kan worden gesteld dat een bovenafdekking met een leeflaagconstructie met name wordt toegepast op locaties waar sprake is van immobiele verontreinigingen. Deze locaties bevinden zich vaak in het stedelijk gebied.

Daarnaast kan het tegengaan dan wel het beperken van emissies van verontreinigende stoffen een secundaire doelstelling van het aanbrengen van een leeflaag zijn. Voorts kunnen ook civieltechnische secundaire doelstellingen, bijvoorbeeld in het kader van het bouwrijp maken van een locatie, worden verwezenlijkt door het aanbrengen van een leeflaag.

Een leeflaagconstructie kan in algemene zin bestaan uit:

  • een gebruikslaag;
  • een regulerende laag.

Gebruikslaag
De gebruikslaag speelt de belangrijkste rol bij het wegnemen van blootstellingsrisico’s. Blootstelling kan plaatsvinden door direct en indirect contact met verontreinigde grond en grondwater. De gebruikslaag moet voorts het gewenste gebruik van de bodem mogelijk maken. De dikte van de gebruikslaag is dan ook afhankelijk van de (toekomstige) functie van de locatie. De dikte van de gebruikslaag mag in principe geen belemmeringen opleveren voor veel voorkomende grondwerkzaamheden, zoals gangbare tuinwerkzaamheden en werkzaamheden aan kabels, leidingen en verhardingen. Indien de gewenste dikte niet haalbaar is, zullen gebruiksbeperkingen moeten worden opgelegd ten aanzien van de genoemde activiteiten.

Regulerende laag
Voor de eisen die aan een regulerende laag worden gesteld is het van belang of de leeflaagconstructie is bedoeld voor het isoleren van een immobiele verontreiniging of dat deze deel uitmaakt van een voorziening om verspreiding van mobiele verontreinigingen te voorkomen. In de laatste situatie worden aan de regulerende laag aanvullende eisen gesteld en zal een uitgebreide nazorg noodzakelijk zijn. Vanuit beleidsmatig oogpunt kan het gewenst zijn om een fysieke scheiding aan te brengen tussen de verontreinigde ondergrond en de leeflaag, om zo de mogelijkheid in stand te houden om in een later stadium verdergaande maatregelen te treffen. Deze functie kan worden ingevuld door het aanbrengen van een geotextiel, maar ook de regulerende laag kan deze functie vervullen.

Bij isolatie van immobiele verontreinigingen heeft de regulerende laag vooral een signalerende functie en beoogt het tegengaan van vermenging. Aan de regulerende laag kunnen de volgende functies worden toegekend:

  • het vormen van een duidelijke visuele scheiding tussen leeflaag en onderliggende verontreinigde bodem (signaalfunctie);
  • het voorkomen van vermenging van leeflaagmateriaal met verontreinigde grond;
  • het tegengaan van beworteling van en het weren van bodemfauna uit de verontreinigde grond;

Bij isolatie van mobiele verontreinigingen kan de regulerende laag daarnaast de volgende functies vervullen:

  • het voorkomen van een verontreiniging van de gebruikslaag bij hoge grondwaterstanden (capillaire opstijging van grondwater);
  • het voorkomen van permeatie van waterleidingen;
  • het voorkomen van uitdamping bij vluchtige stoffen.

Indien sprake is van mobiele verontreinigingen (via water en/of lucht) moet nadrukkelijk worden afgewogen of met behulp van de regulerende laag met aanvullende voorzieningen de risico’s op emissies tot het gewenste niveau kunnen worden teruggebracht. In dit soort situaties wordt in het algemeen de voorkeur gegeven aan een bovenafdichtingsconstructie met natuurlijke materialen, kunststoffolie of civieltechnische materialen.

In verband met de mogelijke secundaire doelstellingen (bijvoorbeeld het beperken van de verspreiding van verontreinigingen of civieltechnisch benodigde lage grondwaterstanden) kan de regulerende laag tevens een functie vervullen om de hoeveelheid infiltrerend neerslagwater te beperken. Indien de infiltratiebeperkende factor belangrijk is moet een afdichtende laag worden aangebracht. In dat geval wordt gesproken van een bovenafdichting.

Beschouwde uitvoeringsvarianten
Een leeflaag bevat verschillende elementen om aan de genoemde doelstellingen te voldoen. De volgende elementen kunnen, afhankelijk van de specifieke situatie, in een leeflaag worden toegepast:

  • de gebruikslaag;
  • een grofkorrelige regulerende laag onder de gebruikslaag;
  • een geotextiel;
  • een drainagesysteem;
  • een luchtonttrekkingssysteem;
  • een monitoringsysteem.

In onderstaande tabel wordt een ruwe contour van het toepassingsgebied gegeven gebaseerd op de technische realiseringsmogelijkheden. Voor het beantwoorden van de vraag of een leeflaag kan worden uitgevoerd, zijn zowel de bodemkenmerken, de aard van de verontreinigingen en het bodemgebruik van belang. Na uitvoering van de sanering kunnen voor de locatie gebruiksbeperkingen gelden. Leeflaagconstructies worden met name toegepast in situaties waarin sprake is van immobiele verontreinigingen.

De in onderstaande tabel genoemde locatiekenmerken kunnen een beperking vormen voor de aanlegmogelijkheden van een bovenafdekking met leeflaagconstructie. Door het treffen van (effectbeperkende) maatregelen kunnen deze beperkingen worden opgeheven (zie tabel Checklist). Het opheffen van beperkingen kan gebeuren (1) door het aanpassen van de constructie van de bovenafdekking danwel (2) door het wegnemen van de beperking. Zo kan bijvoorbeeld het optreden van zettingen worden verminderd/voorkomen (1) door het toepassen van lichte materialen of een geotextiel of (2) door het verbeteren van de ondergrond)

Tabel Ruwe contour toepassingsgebied bovenafdekking met leeflaagconstructie

Locatiekenmerk

Toepassingseisen

Bodemkenmerken

- draagkracht

- moet voldoende zijn om bovenafdekking te kunnen dragen.

- zettingsgevoeligheid

- ongelijkmatige zettingen mogen niet leiden tot het plaatselijke te dun worden van de leeflaag.
- eventueel opbouw leeflaag aanpassen aan zettingsgevoeligheid (toepassen van lichte ophoogmaterialen.

- korrelgradering

- de ondergrond mag niet zo grofkorrelig zijn dat uitspoeling van leeflaagmateriaal leidt tot het te dun worden van de leeflaag.

Verontreinigingen

- mobiliteit in de bodem

- er mogen geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn, die leiden toe een verspreidingsrisico.

- vluchtigheid

- er mogen geen vluchtige verbindingen aanwezig zijn (voorkeur voor bovenafdichting).

Bodemgebruik

- bebouwing

- ter plaatse van aanwezige te handhaven gebouwen wordt geen leeflaag aangebracht, hetgeen ook niet noodzakelijk is.

- graven

- mag niet dieper dan de dikte van de leeflaag.

- planten

- aan te brengen beplantingen mogen niet dieper wortelen dan de dikte van de leeflaag.

- dieren

- mogen door graafactiviteiten de leeflaag niet aantasten.

Checklist voor toetsing adequate uitvoering en functioneren
In onderstaande tabel zijn de belangrijkste risicofactoren aangegeven die bij leeflaagconstructies van belang zijn. Per factor is aangegeven welke maatregelen kunnen worden getroffen om de risico’s te voorkomen of te beperken, zowel tijdens de ontwerp- en installatiefase als tijdens de gebruiksfase. In de kolom effect-beperkende maatregelen in de gebruiksfase zijn de maatregelen aangegeven die mogelijk zijn, voordat tot reparatie of vervanging wordt overgegaan.

Tabel Checklist risicofactoren en mogelijkheden effectvoorkomende of - beperkende maatregelen voor de techniek bovenafdekking met leeflaagconstructie

Factoren die van invloed zijn op de leeflaagconstructie

Effectvoorkomende of -beperkende maatregelen in:

Ontwerpfase

Installatiefase

Gebruiksfase

Mechanische factoren

uitspoeling

gebruikslaag niet direct op grofkorrelige ondergrond aanleggen;

keuze materiaal

aanleg zanddicht doek

niet mogelijk

zettingen

ondergrond

toepassen voorbelasting;

keuze uitwisselingsmateriaal

verticale drainage

voorbelasting

opleggen belastingbeperking

draagvermogen

ondergrond

grondverbetering;

drukverdelend doek

drukverdelend doek

opleggen belastingbeperking

Chemische factoren

puur product

drainagesysteem in regulerende laag;

grofkorrelig materiaal in regulerende laag

onderhouden drainage;

aanvullende drains leggen

gasvormige verontreinigingen

bodemluchtonttrekking;

afdichtingen in bijv. kruipruimten

instandhouden onttrekking

Biologische factoren

plantenwortels

laagopbouw

geotextiel

verwijderen diep wortelende gewassen

dieren

geotextiel

bestrijding

bestrijden dieroverlast

Humane factoren

gebruik locatie

dikte gebruikslaag afstemmen op toekomstig gebruik locatie

naleven gebruiksbeperkingen

Calamiteiten

(zoals overstroming, aardbeving, vandalisme etc.)

uitvoeren risico-evaluatie