Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, bovenafdichting met civieltechnische verhardingsmaterialen, toepassingsgebied algemeen, stabiliteit door bodemsamenstelling

Algemeen
Op bodemsaneringslocaties wordt vaak de locatie geheel of gedeeltelijk verhard met civieltechnische verhardingsmaterialen (beton, bitumen/asfalt, vloeistofdichte bestrating). Deze verhardingsmaterialen worden enerzijds aangebracht vanwege de afdichtende functie (opheffen blootstellingsrisico’s en beperken infiltratie van neerslagwater) en anderzijds vanuit het gebruik van de locatie als bedrijfsterrein, parkeerplaats etc. Een bovenafdichting met civieltechnische verhardingsmaterialen wordt derhalve met name toegepast in stedelijke gebieden en op bedrijfsterreinen, vooral vanwege de sterkte-eigenschappen en gebruiksmogelijkheden van deze afdichtingslagen.

De volgende uitvoeringsvormen worden beschouwd:

  • beton;
  • bitumen/asfalt;
  • vloeistofdichte bestrating.

Op initiatief van de NIBV, CUR en KIWA is het ‘Plan Bodembeschermende Voorzieningen’ opgesteld. Dit plan heeft lgeleid tot technische grondslagen op grond waarvan richtlijnen kunnen worden opgesteld en behoeve van kwaliteitsverklaringen. Voor het ontwerpen en aanleggen van verhardingsconstructies bestaan een richtlijnen (zie literatuurverwijzing 64 en 65).

Bodemopbouw en grondmechanica
Voorafgaand aan het aanbrengen van de verhardingslaag moeten (scherpe) obstakels (stenen, oude peilbuizen, stortmateriaal, funderingen, scherpe voorwerpen) worden verwijderd en moet de ondergrond worden geëgaliseerd en zonodig verbeterd. Daarna wordt in het algemeen een zandbed en een funderingslaag aangebracht teneinde voldoende draagkracht te verkrijgen. Hierop wordt de verharding aangebracht. De fundering en de verharding moeten samen de te verwachten (verkeers)belastingen (statisch en soms dynamisch) zodanig opvangen en spreiden naar de ondergrond dat er geen deformatie van betekenis ontstaat tijdens het gebruik van de verharding. Indien de zettingen in de ondergrond de vervormingscapaciteit van de verhardingslaag overschrijden, kan worden overwogen een paalfundering aan te brengen.

Zowel beton, asfalt als vloeistofdichte bestratingen zijn slecht bestand tegen ongelijkmatige belastingen als gevolg van zettingsverschillen. Als gevolg van ongelijkmatige belastingen kan afschuiving en scheurvorming optreden en kunnen voegvullingen los komen te zitten.