Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, bovenafdichting met civieltechnische verhardingsmaterialen, toepassingsgebied specifiek, waterdoorlatendheid

Waterdoorlatendheid
Asfalt bestaat uit bitumen, zand, aggregaten, vulstoffen en toeslagstoffen. Als het poriënvolume kleiner is dan 3% wordt een goede afdichting verkregen met hoge duurzaamheid. Door een goede verdichting kan een doorlaatfactor kleiner dan 10-10 m/s worden bereikt (zie literatuurverwijzing 22).

Het verlagen van de permeabiliteit van het beton komt de waterdichtheid ten goede. Factoren die de permeabiliteit bepalen zijn: de porositeit, de diameter van de poriën en de onderlinge connectiviteit. De waterdichtheid van beton kan met name worden vergroot door de water-cementfactor te verlagen. Bij een lage water-cementfactor (<0,45) wordt een voor water nagenoeg impermeabele structuur verkregen. Aansluitingen en voegen (dilataties, krimp- en stortvoegen) zijn kritische onderdelen ten aanzien van de vloeistofdichtheid. De toegepaste voegvullingsmiddelen moeten een goede hechting tot stand brengen en chemisch resistent zijn (zie literatuurverwijzing 23).

De grootste risico’s voor het functioneren van een bovenafdichting met civieltechnische materialen, en specifiek ten aanzien van het aspect waterdoorlatendheid, worden gevormd door:

  • scheurvorming als gevolg van ongelijkmatige zettingen en uitdrogingskrimp (beton);
  • loslaten voegvullingen (beton en vloeistofdichte bestrating);
  • spanningen ten gevolge van temperatuurverschillen;
  • het gebruik van de locatie na sanering (dynamische belasting en ongelijkmatige statische belasting);
  • bij betonafdichtingen: de voegen/voegvullingen en opvriezen van de constructie.

Gezien de brede ervaring met het aanbrengen van civieltechnische verhardingsmaterialen hebben zich bij de geëvalueerde projecten nauwelijks uitvoeringsproblemen voorgedaan.

Bij de beschouwde projecten is spake van intensief gebruik als autowrakkenterrein of als parkeerplaats. Bij de geëvalueerde projecten is regelmatig sprake van schade als gevolg van zettingen en gebruik van de locatie en derhalve de noodzaak tot herstelwerkzaamheden. De in onderstaande tabel opgestelde hypothese ten aanzien van het toepassingsgebied wordt met name bepaald door de optredende zettingen en het gebruik van de locatie.

Tabel Toepassingsgebied ten aanzien van (initiële) waterdoorlatendheid (hypothese) van bovenafdichting met civieltechnische verhardingsmaterialen

Type verhardingsmateriaal

Laagdikte1
[cm]

Validatierange
[mm/jaar]

 

 

5

10

>20

beton

10-15

 
 
 

asfalt/bitumen

6-8

 
 
 

vloeistofdichte bestrating

8-20

 
 
 

Toelichting:

 

toepasbaar

 

toepassingsgebied niet onderkend/niet duidelijk

 

niet toepasbaar