Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, bovenafdichting met kunststoffolie, toepassingsgebied algemeen, stabiliteit a.g.v. de bodemsamenstelling

Bodemopbouw en grondmechanica

Ondergrond
Voorafgaand aan het leggen van de folie moet de ondergrond worden geëgaliseerd en moeten (scherpe) obstakels (stenen, oude peilbuizen, stortmateriaal, funderingen, scherpe voorwerpen) worden verwijderd (zie eisen CUR-aanbeveling,zie literatuurverwijzing 10). Er mogen geen deeltjes meer aanwezig zijn groter dan 3 mm.

Afhankelijk van de bodemopbouw ter plaatse van de locatie is het noodzakelijk gebleken een voorbewerking van de ondergrond uit te voeren of een steunlaag aan te brengen. De folie wordt altijd afgedekt met een laag grond om mechanische beschadigingen van de folie te voorkomen.

Er wordt op basis van de ervaring bij keuringen aanbevolen om een proeflas uit te voeren op de werkelijke ondergrond.

Zettingsgevoeligheid
Als gevolg van ongelijkmatige zettingen kan volgens deskundigen de waterdoorlatendheid van de kunststoffolie op termijn worden beïnvloed; door het dunner worden van het materiaal neemt de permeabiliteit toe. In hoeverre de waterdoorlatendheid van een kunststoffolie toeneemt is afhankelijk van de flexibiliteit en de treksterkte van de toegepaste folie. Met name dient aandacht te worden besteed aan ongelijkmatige zettingen op kwetsbare plekken.

Toe te passen hellingshoek
In het algemeen kan worden gesteld dat een bovenafdichting met een kunststoffolie zonder voorwaarden kan worden toegepast op een talud van 1:3 of flauwer. Bij steilere taluds zal aanpassing van de constructie moeten plaatsvinden en zullen grondmechanische berekeningen voor de taludstabiliteit (bij taluds steiler dan 1:3, (zie literatuurverwijzing 12) moeten worden uitgevoerd. Voor steile taluds wordt door de deskundigen aanbevolen niet te veel grondlagen in de constructie in te bouwen, teneinde het risico op afschuiving te beperken.