Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, bovenafdichting met natuurlijke materialen, toepassingsgebied algemeen, bodemgebruiksfunctie en omgevingsfactoren

Bodemgebruik
In alle gevallen dient voorafgaand aan het aanbrengen van de bovenafdichting de ondergrond tot een diepte van 0,2 m vrij te zijn van obstakels (stenen, oude peilbuizen, stortmateriaal, funderingen, scherpe voorwerpen) en abrupte hoogteverschillen.

Uit de evaluaties van een aantal projecten is gebleken dat activiteiten ten behoeve van nieuwbouw op een locatie vaak direct aansluitend op de aanleg van de bovenafdichtingsconstructie werden uitgevoerd. Dit heeft tot problemen geleid bij de controle van de aangebrachte afdichtingslagen. Daarnaast hebben de bouwactiviteiten geleid tot schade aan de aangebrachte bovenafdichting (perforatie door heipalen).

De dikte van de gebruikslaag wordt met name bepaald door het toekomstig bodemgebruik. De dikte van de gebruikslaag moet ook worden beschouwd in het licht van de instandhouding van de gebruikslaag (nazorg). Om te voorkomen dat in de gebruiksfase voor de aanleg van kabels en leidingen de afdichtingslaag moet worden doorgraven en vervolgens weer hersteld, wordt de voorkeur gegeven aan het plaatselijk vergroten van de dikte van de gebruikslaag.

In 'Van trechter naar zeef' (zie literatuurverwijzing 67) worden de volgende bodemgebruiksvormen onderscheiden:

  1. Wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen.
    Onderandere tuinen, moestuinen, volkstuinen, speelterreineien, recreatiegebieden, parken, groenstroken tussen flats.
  2. Extensief gebruikt (openbaar) groen.
    Onderandere wegbermen, groen bij kantoorgebouwen en industrieterreinen, braakliggend terrein.
  3. Bebouwing en verharding.
    Onderandere stelconplaten, beton, asfalt, grote oppervlakten aaneengesloten bestrating.
  4. Landbouw en natuur.

In onderstaande tabel zijn de richtwaarden voor de dikten van de leeflaag aangegeven, afhankelijk van de bodemgebruiksvorm na sanering (zie literatuurverwijzing 67). Door diverse bevoegde gazagen is dit beleid nader uitgewerkt (zie ondermeer literatuurverwijzing 53). Opgemerkt moet worden dat hiervoor nieuw beleid in ontwikkeling is door het Ministerie van VROM. Dit beleid zal naar verwachting in 2007 van kracht worden.

Tabel Bodemgebruiksvorm en richtwaarden voor dikte van een leeflaag (zie literatuurverwijzing 67)

Bodemgebruiksvorm

richtwaarde voor dikte leeflaag (cm)

I. Wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen

II. Extensief gebruikt (openbaar) groen

III. Bebouwing en verharding

IV. Landbouw en natuur

50 - 100 - 150

50 - 100 - 150

0

geen richtwaarde; maatwerk per geval

Omgevingsfactoren
De omgevingsfactoren, die de realiseringsmogelijkheden van een bovenafdichting met natuurlijke materialen kunnen beperken, zijn met name:

  • een gebrek aan ruimte aan de randen ten behoeve van de aansluiting van de bovenafdichting op het maaiveld of andere isolatiemaatregelen;
  • een slechte toegankelijkheid van de locatie en een gebrek aan opslagruimte voor de te verwerken grondstoffen;
  • aanwezige obstakels in de ondergrond;
  • uitvoeringstechnische factoren, zoals de weersgesteldheid (deze zijn ook van belang voor het te bereiken resultaat);
  • de steilheid van taluds (met name bij (voormalige) stortplaatsen);
  • de aanwezigheid van planten (met name bomen) en dieren (met name konijnen).