Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, bovenafdichting met natuurlijke materialen, toepassingsgebied specifiek, overige aspecten

Overige toepassingsvoorwaarden

1. Verhoging/verlaging grondwaterstand
a. Binnen de locatie
Door de aanleg van een bovenafdichting zullen de variaties in de grondwaterstand door seizoenswisselingen afnemen en zal de hoogte van de grondwaterstand zich stabiliseren op een lager niveau. Doordat de GHG zal dalen kan het aanbrengen van de bovenafdichting als gunstig effect hebben dat de zone met verontreinigende stoffen boven het grondwaterniveau groter wordt, waardoor het verspreidingsrisico wordt verkleind. Dit effect speelt met name in situaties met een dun watervoerend pakket en een grote oppervlakte waarover de bovenafdichting wordt aangebracht. De verlaging van de GHG kan dan tientallen centimeters bedragen.

b. Buiten de locatie
De aanleg van een bovenafdichting kan ook invloed hebben op de grondwaterstand buiten de locatie omdat over de oppervlakte waarover de bovenafdichting aanwezig is, de voeding van het grondwater met neerslag in belangrijke mate wordt beperkt. De mate waarin grondwaterstandsverlagingen/verhogingen optreden is sterk locatie-afhankelijk.

De grootte van de grondwaterstandsdaling is afhankelijk van:

  • de grootte van het afgedichte oppervlak;
  • de geohydrologische situatie;
  • de andere genomen voorzieningen in de saneringsvariant.

Kritische locaties zijn bijvoorbeeld locaties met een groot afgedicht oppervlak, een hoge grondwaterstand en een klein doorlaatvermogen van het watervoerende pakket. In dit soort situaties kunnen grondwaterstandsverlagingen worden verwacht van enkele decimeters. Indien noodzakelijk kunnen effect-beperkende maatregelen worden getroffen in de vorm van het benedenstrooms infiltreren van water. De noodzaak tot en de uitwerking van dergelijke maatregelen vereisen onderzoek naar de geohydrologische situatie en effecten van het aanbrengen van de bovenafdichting, eventueel in combinatie met andere saneringsmaatregelen.

2. Verandering stromingsrichting
Naast een daling van de grondwaterstand kan in de omgeving een verandering van de grondwaterstromingsrichting optreden. In het algemeen geldt dat een verandering van de grondwaterstromingsrichting mogelijk is bij grote afgedichte oppervlakten en bij kleine grondwaterverhangen.