Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, bovenafdichting, uitgangspunten voor het ontwerp, de drainagelaag

Om stagnatie van water boven de afdichtende laag te voorkomen is het gebruik van een drainagelaag noodzakelijk.

Voor een afdichtende laag die is samengesteld uit natuurlijke materialen is de doorlatendheidscoëfficiënt recht evenredig met het hydrostatische drukverschil over deze laag. Daarom is het van belang dit drukverschil zo gering mogelijk te houden. Hierbij speelt de drainagelaag een rol.. Voor de eisen aan een drainagelaag (c.q. drainerende constructie) wordt verwezen naar (literatuurverwijzingen 12 en 3). Hierin staan de eisen en de berekeningsmethoden uitgewerkt voor drainagesystemen Als een kunststof drainagelaag (‘geonet’) wordt toegepast, wordt de maximaal toelaatbare waterhoogte wel gelijkgesteld aan de dikte van het ‘geonet’. Beter is het om te eisen dat op een gegeven plaats de stijghoogte een bepaalde grens niet mag overschrijden.

Vanuit de civiele techniek is voldoende kennis voorhanden voor het ontwerpen van een drainagelaag. Met een goede materiaalkeuze en - specificatie kan verstopping van de drainagelaag door inspoeling van fijne deeltjes vanuit de gebruikslaag worden voorkomen. Deze inspoeling kan ook worden beperkt door op de scheiding van beide lagen een daartoe geschikt geotextiel aan te brengen.

Voor stortplaatsen wordt verwezen naar ‘Richtlijnen voor dichte eindafwerking op afval- en reststofbergingen’ (zie literatuurverwijzing 1). Voor alle overige locaties kunnen gebruikelijke civieltechnische rekenmethoden gebruikt worden.