Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, bovenafdichting, uitgangspunten voor het ontwerp, de steunlaag

De steunlaag vormt de ondergrond van de bovenliggende lagen. Met de steunlaag kan een egale vlakke ondergrond worden verkregen. De steunlaag verdeelt spanningen over de ondergrond en kan ook dienen als werkvloer bij het verdichten van de afdichtende laag. In dat geval moet hij voldoende drukvastheid bezitten. Dit kan met een handsondeerapparaat worden gecontroleerd.

De steunlaag voorkomt ook de directe blootstelling van de afdichtende laag aan de verontreinigde bodem. Een negatieve beïnvloeding van de kwaliteit van de afdichtende laag door verontreinigende stoffen is niet acceptabel. Voortvloeiend hieruit kunnen eisen worden gesteld aan het in de steunlaag te gebruiken materiaal en de vereiste dikte.

Een voldoende dikke en grofkorrelige steunlaag voorkomt dat capillair optrekkend (verontreinigd) vocht de afdichtende laag bereikt. Een voldoende doorlatende steunlaag kan ook als gasdrainagelaag dienen. Als de steunlaag en/of gasdrainagelaag niet in staat zijn om de opstijging van capillair water te verhinderen kan overwogen worden een zogenaamde ‘capillair onderbrekende laag’ in de constructie op te nemen (voor meer informatie zoek ook op uitvoeringsvormen afdichtende laag). Bij toepassing van een minerale afdichtingslaag kan een daaronder geplaatste capillair onderbrekende laag echter leiden tot uitdroging van de afdichtingslaag (als de temperatuur naar beneden toe afneemt).

De steunlaag kan aanleiding geven tot kationenuitwisseling bij afdichtingsconstructies met bentoniet. Dit risico is het grootste bij een steunlaag met een hoge zoutlast. Een voorbeeld daarvan is AVI-bodemas (literatuurverwijzing 9).