Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, onderafdichting, trends en ontwikkelingen

Ontwikkelingsdatum
Onderafdichtingen worden tot op heden enkel voor civieltechnische doeleinden in situ aangebracht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van injectie in de poriën en injectie na verweking van de bodem. Doel van de maatregel is dan meestal het intreden van water in een zekere ruimte (bouwput, tunnelbuis) te beperken. Hiermee is al voldoende ervaring opgedaan. Een voorbeeld van toepassing is bij de bouw van de metro in Rotterdam. Injectie na het creëren van holle ruimte in de bodem bevindt zich nog in het stadium van proefprojecten.

In de milieutechniek staat de toepassing van de gehanteerde technieken (injectie/grouting) nog in de kinderschoenen. De toepasbaarheid wordt beperkt door de relatief grote doorlatendheid van resulterende onderafdichtingslagen. Het injectieproces is minder goed beheersbaar bij heterogene bodems waarvan de doorlatendheid in verschillende richtingen sterk varieert. Een aandachtspunt is ook de plaatsbepaling van injectiepunten op grotere diepte. In Duitsland zijn onderafdichtingen op de hier geschetste wijze onder bestaande stortinrichtingen aangebracht. Dit is mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van het onder een hoek (of zelfs horizontaal) boren ten behoeve van de plaatsing van injectiepunten (zie literatuurverwijzing 10). Ook nederlandse aannemers kunnen de uitvoering van proefprojecten op dit gebied aan.

Gerealiseerde toepassingen
In situ aangebrachte onderafdichtingen als permanent onderdeel van IBC-maatregelen zijn in ons land nog niet toegepast. Op korte termijn worden zulke toepassingen ook niet verwacht.

Op het Cindu-terrein te Utrecht is bij de ontgraving als tijdelijke isolatiemaatregel een slecht doorlatende (waterremmende, niet waterdichte) laag onder de verontreinigde bodem aangebracht. Doel hiervan was het in den droge kunnen ontgraven bij een beperkt onttrekkingsdebiet (zoek ook op stabiliteit putbodem). De injectielanzen zijn in voorgeboorde gaten geplaatst met een onderlinge afstand van 0,80 m. In totaal heeft vanuit 8.600 punten injectie plaatsgevonden tot een diepte van plaatselijk 30 meter (zie literatuurverwijzing 9).
De eisen die aan een tijdelijke maatregel worden gesteld zijn echter lager dan de eisen die aan een IBC-voorziening worden gesteld.