Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, onderafdichting uitvoeringsvormen, injectie in vooraf gecreërde holle ruimte

Deze techniek is door Ehrenfeld (1983) beschreven (zie literatuurverwijzing 1). Er kunnen drie fasen worden onderscheiden:

  • het creëren van een holle ruimte in de bodem;
  • het vullen van de ruimte;
  • het (indien nodig) uitbouwen van het volume van de gevulde ruimte.

In de eerste fase wordt vanuit het hart van een in de bodem geplaatst instrument een 1 tot 3 meter brede ruimte gemaakt met snijapparatuur (volgens het principe van een hogedruk-spuit met water). Als de ruimte gereed is wordt de apparatuur verwijderd. Hierna wordt de holle ruimte volgepompt met een bentonietslurry. Het volume van de in de bodem gevormde slechtdoorlatende massa kan worden vergroot door slurry in de bodem te blijven pompen. Bij verder in de bodem pompen van slurry zal de verdrongen grond zich opwaarts verplaatsen (block displacement). Nadeel is de produktie van een potentieel verontreinigde slurry bij het creëren van de holle ruimte. Deze moet als reststof verwerkt worden.

Deze techniek is alleen toepasbaar als de grondslag het bestaan van holle ruimten in de bodem toestaat. In de Nederlandse situatie zal dit veelal niet het geval zijn. Een beschrijving van een concreet geval is in de literatuur niet aangetroffen. De toepasbaarheid zou met een pilot- proef moeten worden getoetst.