Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, onderafdichting, uitvoeringsvormen, injectie na verweking van de bodem

Met behulp van een injectielans wordt eerst de bodem verweekt en daarna wordt in de losgemaakte bodem een substantie geïnjecteerd. De verweking vindt plaats door water samen met een substantie onder hoge druk in de bodem te spuiten waarna de losse grond zich vermengt met de geïnjecteerde substantie (jet-grouting) (zie literatuurverwijzing 4). Hierna kan de substantie verharden. De uitvoeringswijze is verder in grote lijnen vergelijkbaar met die van poriën-injectie. Zie onderstaande figuur.

Uitvoering van de injectie na verweking
Vanuit injectielanzen wordt de al dan niet reeds verhardende substantie onder hoge druk in de bodem gespoten. De injectielanzen zelf kunnen in de bodem worden geboord maar kunnen ook in vooraf geboorde gaten worden geplaatst. In het eerste geval worden met een roterende lans gaten geboord. Een injectielans bestaat uit een samenstel van 2 of 3 ineen geschoven stalen pijpen zodat ten behoeve van de injectie tegelijkertijd zowel lucht, water en cement-water getransporteerd kunnen worden. Als de gewenste diepte is bereikt wordt de lans langzaam (roterend) getrokken, waarbij gelijktijdig water ter verweking van de grondslag en cement-water onder hoge druk in de bodem wordt gespoten door een tweetal horizontaal opgestelde spuitmonden. Het is ook mogelijk de cement-waterstraal onder (lucht)-druk te zetten waardoor deze een grotere afstand kan afleggen. Langs de boorlans komt tijdens de injectie een hoeveelheid water met grond- en cementdeeltjes omhoog. Dit materiaal moet worden afgevoerd. Het cement-watermengsel vermengt zich met de verweekte bodem en vormt op deze wijze een cilindervormige massa die verhardt. Door de cilinders elkaar te laten overlappen, wordt een aaneengesloten slecht doorlatende laag gevormd.

Technische gegevens poriën-injectie en injectie na verweking van de bodem

  • Benodigde apparatuur: injectiecontainer, boorinstallatie, pompen, cement-bentonietcentrale, injectiepunten.
  • Materiaal laag: grouts en chemische vloeistoffen tussen de poriën. Bij injectie na verweking van de bodem: een mengsel van verweekte grond (met veelal hoog zandgehalte) en cement-bentoniet, grouts, enz. (voor meer informatie zoek ook op injectievloeistoffen). Dikte onderafdichting: variërend tussen 0,80 - 1,50 m.
  • Doorlatendheid: 10-7 à 10-8 m/s. Horizontale slecht doorlatende lagen zijn op diepten groter dan 15-20 m nooit goed waterdicht te krijgen (zie literatuurverwijzing 3).
  • Chemische resistentie: door de juiste keuze van injectievloeistof (voor meer informatie zoek ook op injectievloeistoffen) kan een voldoende mate van resistentie worden verkregen tegen de meeste bodemverontreinigingen die in de praktijk voorkomen. Een vooronderzoek hiernaar is wel noodzakelijk voor permanente IBC-oplossingen. Voor informatie over de invloed van verontreinigende stoffen op cement-bentoniet zoek ook op materialen voor diepwandconstructies.
  • Maximale diepte: 30 m.
  • Produktiecapaciteit: afhankelijk van de diepte, de porositeit van de bodem en de gebruikte injectievloeistof.