Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, onderafdichting, uitvoeringsvormen, poriën-injectie

Het injectiemengsel
Het injectiemengsel is zodanig samengesteld dat de volledige hoeveelheid vloeistof kan worden verwerkt in 75% van de tijd die nodig is om een gel te vormen. Het injectiemengsel is meestal uit twee of meer componenten samengesteld (zoek ook op injectievloeistoffen). Deze componenten kunnen vóór de onderlinge reactie tot stand is gekomen, toxisch zijn. In het werk wordt gecontroleerd of het mengsel niet al in de pompen een gel vormt. Bovendien wordt de gelijkmatigheid van de injectiedruk bewaakt. Afwijkingen hierin kunnen betekenen dat holle ruimten worden gevuld. De verpompte hoeveelheid injectievloeistof wordt geregistreerd. Bij poriën-injectie is het van groot belang om van grof naar fijn te werken; naarmate de grootste poriën geïnjecteerd raken, kan met een dun vloeibaarder injectiemiddel worden doorgegaan.

Uitvoering van de poriën-injectie
Injectie kan plaatsvinden vanuit een in de bodem geboorde of getrilde roterende lans, maar ook vanuit injectiepunten (filters en/of manchetbuizen) die in vooraf geboorde gaten worden geplaatst. Als met injectielansen wordt gewerkt, dient direct na het op diepte komen van de lans te worden geïnjecteerd. Als met filters en manchetbuizen wordt gewerkt, kunnen de eigenlijke injectiewerkzaamheden later en onafhankelijk plaatsvinden. Manchetbuizen worden geplaatst in geboorde gaten waarbij de ruimte tussen de buis en de gatwand met een dichtingsmiddel (bijvoorbeeld cement-bentoniet) wordt gevuld. Terwijl het bentoniet-cement nog zacht is worden vervolgens de injectiepunten geplaatst die met een slang aan een injectiepomp kunnen worden verbonden. Nadat het bentoniet-cementmengsel is verhard (na circa 1 week) kan vanuit deze punten in de bodem worden geïnjecteerd. Manchetbuizen en filters blijven in de bodem achter. De injectiepunten dienen te worden afgewerkt nadat ze hun functie vervuld hebben. Een meer gedetailleerde beschrijving wordt gegeven in het boek ‘Moderne funderingstechnieken’ (zie literatuurverwijzing 3). Voor technische gegevens zoek ook op technische gegevens poriën-injectie en injectie na verweking van de bodem.

De plaats van de injectiepunten
Over het gebied waar een onderafdichting moet worden aangebracht, wordt een raster uitgezet. In eerste instantie worden er twee evenwijdige raaien geïnjecteerd waarbij er steeds één tussenliggende wordt overgeslagen. Vervolgens wordt de overgeslagen raai geïnjecteerd waarbij er steeds een punt wordt overgeslagen. De nog resterende punten worden het laatst geïnjecteerd. De hart op hart afstand van de injectiepunten bedraagt, evenals de dikte van de laag circa 0,80 - 1,50 m. Wanneer onder een hoek of horizontaal wordt geboord, kunnen injectiepunten ook vanuit randgebieden onder de te isoleren locatie worden aangebracht.