Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, verticale afdichting, milieubelasting (vervolg)

De milieubelasting van stalen damwanden bestaat met name uit geluids- en trillingshinder. Zo leiden de heiwerkzaamheden voor een stalen damwand tot geluidsoverlast. Bovendien worden schokgolven geproduceerd. Door het toepassen van geluidswerende mantels om het hei- of trilblok kan geluidsoverlast worden beperkt. Bij het intrillen van damwanden kan trillingshinder in de nabije omgeving worden ondervonden (bepaalde klei en/of veenpakketten). Door resonantieverschijnselen kan schade aan bebouwing ontstaan. Door het in trilling brengen van losgepakte zandlagen kunnen deze worden verdicht, hetgeen aanleiding kan geven tot zettingen. Afhankelijk van de grondsoort moet, indien wordt geheid of getrild, een afstand van 5 tot 25 m tussen damwand en bebouwing worden aangehouden. Het is raadzaam om, in verband met mogelijke schadeclaims, voorafgaand aan de werkzaamheden de toestand van de bebouwing op te nemen. Indien de wanden worden ingedrukt, wordt overlast zeer sterk beperkt. Door damwandplanken hydraulisch in te drukken kan trillingsvrij worden gewerkt.

De werkzaamheden ten behoeve van een scherm/foliewand leiden niet tot een noemenswaardige overlast, tenzij ook schotten en/of zware profielen worden geheid.

Bij de uitvoering van de poriën-injectie na verweking en injectie vanuit in de bodem gebrachte profielen worden geen milieubelastende stoffen gebruikt. Voor de laatste techniek geldt echter wel dat geluidsoverlast veroorzaakt kan worden door toegepaste apparatuur.

Ook in de installatiefase van de diepwandtechniek kan, zeker indien met zware apparatuur wordt gewerkt, geluidshinder optreden. Bij een omvangrijk project nemen bij deze techniek alle noodzakelijke installaties (cement-bentoniet installaties, materieel, bezinkbassins, rijpingbassins) veel ruimte in beslag. Het werken met water en slurries van bentoniet leidt vaak tot verspreiding van deze materialen over de werkvloer, wat de werksituatie nadelig kan beïnvloeden.

Geluidsoverlast speelt bij de installatie van schroefpalen geen rol van betekenis. De techniek is echter niet altijd trillingsvrij. Als een buisboor wordt toegepast met een holle as met een grotere diameter dan die bij de spiraalboor, kan trillingsvrij worden gewerkt (‘buisschroefpaal’). Het gevaar van verzakkingen verdient de nodige aandacht.

De uitvoering ten behoeve van een schroefpalenwand en gegraven diepwand kan leiden tot productie van verontreinigde grond. Bij toepassing van het 2-fasen systeem bij de installatie van een diepwand moet ook rekening worden gehouden met het vrijkomen van verontreinigde graafspoeling. Bij voorkeur wordt de wand echter rondom de verontreiniging, dus buiten het verontreinigde gebied geplaatst, zodat de geproduceerde grond niet verontreinigd zal zijn. De productie van grond neemt nog eens toe wanneer de ontgraven grond, in het geval van de diepwandtechniek, niet in de wand zelf wordt hergebruikt. Voor de diepwandtechniek geldt bovendien dat als in de verontreinigde grond ontgraven wordt, de tijdelijke steunvloeistof (bentoniet- watermengsel) snel verontreinigd zal raken en gereinigd moet worden, dan wel naar een stortinrichting moet worden afgevoerd. Bij de uitvoering van deze technieken zal mogelijk sprake kunnen zijn van de productie van verontreinigd water bij het ontwateren van gebruikte bentoniet-steunvloeistof.

De milieubelasting bij toepassing van diepwanden wordt met name gevormd door:

  • het vrijkomen van verontreinigde grond indien het tracé van de schermwand door het verontreinigde gebied loopt (dit is veelal door ruimtegebrek het geval). Op basis van in projecten opgedane ervaringen wordt hergebruik van verontreinigde grond in de wand afgeraden. Afvoer van de grond heeft met name kostenconsequenties;
  • in het 2-fasen graafsysteem komt verontreinigde graafspoeling vrij indien de wand binnen het verontreinigde gebied wordt geplaatst. De graafspoeling kan worden geregeneerd.

Ook bij toepassing van slurry-foliewanden kan verontreinigde grond en graafspoeling vrijkomen, die moet worden afgevoerd.

De milieuaspecten van geluids- en trillingshinder voor de omgeving (stalen damwanden) en het vrijkomen van verontreinigd materiaal en graafspoeling (met name bij diepwanden) kunnen een rol spelen in het afwegingsproces.