Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, verticale afdichting, uitgangspunten voor het ontwerp, opbouw van de methode

In het algemeen moet een verticale afdichtingswand om effectief te zijn aan de volgende eisen voldoen:

  • Het materiaal waar hij uit bestaat moet een lage doorlatendheid hebben.De lage doorlatendheid kan tot stand worden gebracht doordat er een fysieke barrière wordt gevormd maar ook kan adsorptie aan het wandmateriaal een rol spelen (‘chemische barrière’). Door de adsorptie van verontreinigende stoffen aan de wand wordt de verspreiding van deze stoffen (tijdelijk) voorkomen of beperkt.
  • De afzonderlijke wandelementen moeten goed op elkaar aan sluiten. Als er van individuele elementen gebruik wordt gemaakt zijn de verbindingen (zoals sloten en lassen) de zwakke punten van de verticale wanden.
  • De onderzijde van de wand moet aansluiten op een horizontale slecht doorlatende laag. Het is van belang dat een onderafdichtende laag aanwezig is. De diepte ervan speelt een belangrijke rol in de uiteindelijke techniekkeuze. Een uitzonderingsgeval hierbij is een ondiepe wand die de horizontale verspreiding van op het grondwater aanwezige drijflagen moet voorkomen. Ook bij de aansluiting van de onderzijde van de wand op de slecht doorlatende laag kan lekkage optreden.
  • De bovenzijde van de verticale wand moet minstens reiken tot het niveau van de hoogste te verwachten grondwaterstand.
  • Als de gehele verontreiniging met de wand moet worden afgeschermd, bepaalt de Achtergrondwaarde/streefwaarde-contour de ligging van de wand. In de praktijk wordt het tracé van de wand, behalve door de contouren van de verontreiniging, ook bepaald door andere afwegingen, zoals bijv. de aanwezige obstakels. Een saneringsvariant kan ook zo opgebouwd worden dat verontreinigde bodem buiten de wand aanvullend met andere methoden wordt gesaneerd.

Er wordt meestal in het te isoleren gebied binnen de verticale wanden een lagere grondwaterstijghoogte gehandhaafd dan daarbuiten. Hiermee wordt een naar het te isoleren gebied toe gerichte grondwaterstromingsgradiënt gecreëerd (zowel in horizontale als verticale richting). Dit biedt de garantie dat er geen stroming van binnen naar buiten optreedt door eventuele zwakke punten in de wand. Ook wordt hiermee bereikt dat de infiltratie naar diepere lagen wordt gereduceerd of tegengegaan. Een ‘ringdrain’ aan de binnenzijde van de wand of enkele onttrekkingsputten direct achter de verticale wand of verspreid over het geïsoleerde gebied wordt als ondersteunende maatregel dan ook regelmatig toegepast. Onderstaande figuur geeft een voorbeeld van een stukje van een risico-analyse van isolatie van bodemverontreiniging (zie literatuurverwijzing 1). Het betreft de effectiviteit van een onvolkomen verticale afscherming. Het belang van het voorkomen van ‘onderloopsheid’ wordt hiermee benadrukt.

(zie literatuurverwijzing 1)