Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, verticale afdichting, uitvoeringsvormen, technische gegevens diepwanden, (dis)continue wanden

Continue en discontinue wanden
Voor wat betreft de kwaliteit van de wand gaat de voorkeur uit naar een continu doorlopende wand om zo het ontstaan van naden te vermijden. Bij het graven van een continue wand mag de gestorte slurry niet dusdanig verhard zijn dat er alsnog naden ontstaan. Dit betekent in de praktijk binnen 48 uur verder graven. Bij bentoniet wanden speelt dan weer het risico van instortingen. Continu gegraven wanden lijken vrijwel alleen bij betonnen diepwanden (met breedte van 2,5-3,5 m) goed uitvoerbaar. Als de stabiliteit van een lange continue (en nog niet volledig verharde) wand niet kan worden gegarandeerd wordt er een discontinue wand gemaakt.

Ook om andere praktische redenen (bijvoorbeeld in verband met de keuze van graafwerktuigen en door een betere beheersbaarheid bij delen van beperkte lengte) wordt vrijwel altijd de voorkeur gegeven aan een discontinue wand. Er wordt dan onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire panelen. Eerst worden de sleuven voor de primaire panelen (1, 3, 5, enz.) uitgegraven. Hierin worden vervolgens de primaire panelen van de wand vervaardigd. Na verloop van tijd worden de sleuven voor de secundaire panelen (2, 4, 6 enz.) uitgegraven, waarbij de grijper de randen van de reeds aanwezige panelen wegsnijdt en een overlap creëert. (Hierbij treedt dus materiaalverlies op.) De overlap bedraagt circa 0,30 meter. Door het profiel van de grijper ontstaat een goede vertanding tussen de panelen onderling. Secundaire panelen worden insnijdend in de primaire panelen aangelegd. Als de sleuven voor de secundaire panelen vrij snel na vervaardiging van de primaire panelen worden gegraven (bijvoorbeeld 1 of 2 dagen later), zijn de primaire panelen van de wand nog niet volledig verhard en wordt een goede hechting en een vrijwel voegloze continu doorlopende wand verkregen.

De werkwijze bij het maken van discontinue wanden is in onderstaande figuur weergegeven.

Een paneel kan breder zijn dan de breedte van het graafwerktuig. De sleuf wordt dan gegraven door stapsgewijs om en om meerdere ‘snedes’ te graven. Om de stabiliteit van de resulterende panelen te bevorderen kan men tussenstukken laten staan. De breedte van een snede wordt bepaald door het graafwerktuig en bedraagt veelal 2,50 tot 4,20 m.

Als discontinu wordt gegraven kan de kwaliteit van de voeg worden verbeterd door een voegbuis te gebruiken. Deze buizen, met een iets kleinere diameter dan de dikte van de wand, worden aan beide zijden van een primair paneel in de graafspoeling geplaatst. Voor het graven van een secundair paneel wordt de buis getrokken nadat de slurry voldoende is verhard. Bij het graven van een primair paneel hoeft nu niet in een verhard paneel te worden gegraven waardoor de kans afneemt dat het graafwerktuig verloopt. Hierdoor ontstaat een kwalitatief betere voeg. Nadelen van het werken met voegbuizen zijn het produktieverlies door het trekken van de buizen en de grotere materieelinzet.