Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, geohydrologisch, toepassingsgebied specifiek voor horizontale drains, realisatie beheersniveau

Beheersniveau

Algemene informatie
Geohydrologische isolatie is gebaseerd op het plaatselijk verlagen van de grondwaterstand teneinde de grondwaterstromingsrichting te beïnvloeden. Het vereiste beheersniveau moet zodanig worden gekozen dat sprake is van een horizontale toestroming vanuit de omgeving, waarbij de grondwaterstanden in het benedenstrooms gelegen gebied maatgevend zijn. Uit de projectevaluaties blijkt dat in veel gevallen een drain aan de benedenstroomse zijde van het verontreinigde gebied wordt aangelegd. Ter plaatse van de drain wordt een geringe verlaging gecreëerd en de drain vangt dan met name afstromend grondwater af.

Om verspreiding van verontreinigigen naar de diepte te voorkomen kunnen ook eisen worden gesteld aan de verlaging van de freatische grondwaterstand ten opzichte van de stijghoogte in de onderliggende bodemlagen. Zie figuur Beheersniveau bij toepassing van horizontale drains. Ook kan worden gekozen voor een aanvullende grondwateronttrekking met verticale bronnen op een dieper niveau.

Of met horizontale drains het vereiste beheersniveau van de grondwaterstand daadwerkelijk kan worden gerealiseerd is afhankelijk van:

  • de te realiseren verlaging in relatie tot de dikte van de watervoerende laag;
  • de hydraulische weerstand van boven- en onderliggende lagen;
  • de aanwezigheid van voedende of drainerende grenzen en andere randvoorwaarden (bv. open water of naburige onttrekkingen);
  • de doorlatendheid en dikte van de te beheersen watervoerende laag;
  • de intensiteit waarmee de drains kunnen worden aangelegd; in hoeverre is sprake van locatiefactoren (b.v. aanwezigheid van gebouwen) die de mogelijkheden van aanleg van drains beperken?

Onzekerheden ten aanzien van de hierboven genoemde grootheden leiden in het ontwerp tot overdimensionering (veiligheid) van het beheerssysteem.

De aanwezigheid van oude drainagesystemen, riolen en met zand opgevulde ontgravingen zoals sloten en voormalige insteekhavens kunnen het invloedsgebied van de drain sterk (nadelig) beïnvloeden.

Resultaten projectevaluaties
De controle op de werking van horizontale drainagesystemen is in het algemeen beperkt. Aangezien vaak sprake is van een heterogene ondiepe bodemopbouw zou juist een zeer intensief monitoringmeetnet noodzakelijk zijn om de werking van het horizontale drainagesysteem vast te kunnen stellen. De noodzaak van een goed controlesysteem wordt met name bepaald door het feit dat door een plaatselijk afwijkende bodemopbouw (kleilenzen) de grondwaterstandsverlaging en de invloedssfeer van de drain aanmerkelijk kan afnemen. Controle van het realiseren van een toestroming is daarbij complex omdat de grondwaterstanden in freatische watervoerende lagen vaak sterk fluctueren onder invloed van de weersomstandigheden/seizoenen.

Een onvoldoende beheersniveau komt in de praktijk evenzeer voor als gevolg van een beperkte effectiviteit door de aanwezigheid van relatief slechtdoorlatende lenzen (veelvoorkomend in ophooglagen) direct boven of onder de drain alsmede door de aanwezigheid van obstakels in de ondergrond. Voormalige dijken, lekkende riolen, oude opgevulde sloten etc. kunnen de effectiviteit van drains in negatieve zin beïnvloeden. Uit de praktijkevaluaties blijkt dat met name de hydraulische weerstand direct rond de drain en van de drainomhulling en -omstorting beperkend zijn voor het te realiseren beheersniveau en minder de doorlatendheid van het omliggende zand. In de praktijk blijkt dat door ingrepen in de omgeving (graven van sloten, andere onttrekkingen) de effectiviteit van de drain kan worden beïnvloed. Voor zover mogelijk moet met voorziene (toekomstige) ingrepen dan ook in het ontwerp zoveel mogelijk rekening worden gehouden.

Toepassingsgebied
Het voorlopig vastgestelde toepassingsgebied op basis van een beperkt aantal projectevaluaties is in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel Toepassingsgebied realiseerbaar beheersniveau horizontale drains (voorlopig vastgesteld, afhankelijk van lokale omstandigheden)

Bodemtype en geohydrologische situatie

Grondwaterstandsverlaging (m)

 

0,10

0,25

0,50

Homogene bodemopbouw en kD < 100 m2/dag

 
 
 

Heterogene bodemopbouw of kD > 100 m2/dag

 
 
 

Omgevingsfactoren

•locatie volledig bebouwd

•aanwezigheid oude drainagesystemen, riolen

 
 
 

Toelichting:

 

toepasbaar

 

toepassingsgebied niet onderkend/niet duidelijk

 

niet toepasbaar