Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, geohydrologisch, toepassingsgebied specifiek voor horizontale drains, zettingen en overige aspecten

Zettingen
Voor een nader beschouwing overhet optreden van zettingen en een hypothese voor het toepassingsgebied zoek ook op toepassingsvoorwaarden. De hypothese is van toepassing bij iedere grondwaterstandsverlaging, dus ook bij horizontale drains. De maximaal optredende grondwaterstandsverlagingen en dus ook de zettingen zijn bij toepassing van drains veelal geringer dan bij toepassing van verticale putten.

Uit de projectevaluaties is gebleken dat in de nazorgfase wel de hoogte van meetbouten aan panden wordt gecontroleerd (met het oog op schade) maar dat maaiveldzettingen niet als prioritair worden beschouwd en dus veelal niet worden gemeten.

Overige toepassingsvoorwaarden

Herinfiltratie
Gezien de beperkte onttrekkingsdebieten en het feit dat het omgevingswaterde naar verhouding minder ‘schoon’ is, worden vaak geen eisen gesteld aan het herinfiltreren van met horizontale drains onttrokken grondwater. Bovendien wordt met een horizontale drain vrijwel altijd freatisch grondwater onttrokken. Het freatisch grondwaterpakket wordt vaak niet tot de te beschermen grondwatervoorraad gerekend.

Daarnaast speelt dat het gevaar voor verstopping bij infiltratie van water dat afkomstig is uit horizontale drains aanmerkelijk groter is dan bij water afkomstig uit verticale putten, omdat het in het algemeen zuurstofrijker grondwater is. Door de ijzerafzetting die in freatisch water ontstaat is herinfiltratie met belucht water veelal niet mogelijk. Met een haalbaarheidsonderzoek kan worden vastgesteld of herinfiltratie zinvol is.

Verandering stromingsrichting
Gezien de beperkte invloedssfeer treden als gevolg van een geohydrologische isolatie met horizontale drains vaak geen of slechts beperkte veranderingen in de grondwaterstromingsrichting op.

Verstoring afdichtende lagen
Gegraven drains worden vrijwel zonder uitzondering in het freatische pakket aangebracht zodat geen (functionele) slechtdoorlatende lagen worden doorsneden. De drains in de projecten die in de praktijkevaluatie zijn betrokken zijn alle in het freatische watervoerend pakket aangebracht.

Geboorde drains kunnen in principe eveneens in diepere watervoerende pakketten worden aangebracht waarbij de drain zelf plaatselijk een afsluitende laag doorsnijdt. Door het toepassen van een ‘blind’ filter over het traject van de afsluitende laag behoeft dit niet te leiden tot het disfunctioneren van de drain. Het afdichten van de met ‘gestuurd boren’ (HDD) doorboorde kleilagen is problematisch. Het effect van de optredende verstoring is echter sterk van de plaatselijke situatie afhankelijk. Via een ‘venster’ in een slechtdoorlatende kleilaag kunnen verontreinigd grondwater en zinklagen zich naar diepere bodemlagen verspreiden. Mogelijk kan de verstoring van afdichtende lagen worden hersteld met behulp van injectie.