Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, geohydrologisch, uitgangspunten voor het ontwerp, aandachtspunten bij de aanleg

Keuze boortechnieken
Voor het plaatsen van onttrekkingsfilters moeten grondboringen worden verricht (zie VKB protocol 2009, praktijkrichtlijn NPR 5741 en NEN 5766). Er bestaan verschillende boortechnieken (voor meer informatie zoek ook op technische gegevens). Aspecten die bij de keuze van boortechniek aan de orde moeten komen zijn:

  • veiligheidsaspecten bij het boren in verontreinigde bodem;
  • de mogelijkheid om op slecht doorlatende lagen over te gaan op een kleinere boordiameter (‘vertoeren’) waarmee voorkomen kan worden dat verontreinigde grond en grondwater zich via het boorgat naar niet verontreinigde aquifers verplaatst (cross-contaminatie). Doorboorde slecht doorlatende lagen rondom de stijgbuis moeten worden afgedicht.

Produktie reststoffen en overlast
Bij de installatie van onttrekkingsputten kan verontreinigde grond vrijkomen. Werkwater dat bij het boren wordt gebruikt kan verontreinigd zijn en moet op verantwoorde wijze worden behandeld. Ook bij de aanleg van drains kan verontreinigde grond vrijkomen.

Proefdraaien en inregelen
Naast de installatie van de onttrekkingsmiddelen en de overige benodigde voorzieningen speelt het proefdraaien van het systeem een belangrijke rol. Hiermee kan worden gecontroleerd of het grondwatersysteem op de onttrekkingen reageert zoals dat in de ontwerpfase modelmatig is berekend. In feite dienen één of meer (pomp)proeven te worden uitgevoerd. Het model kan (nogmaals) worden gevalideerd, waarna de afstelling van de onttrekkingsmiddelen kan worden bijgeregeld. In het uiterste geval moet het systeem worden uitgebreid of kunnen onderdelen komen te vervallen. Ook zal aan de instelling van de waterzuiveringsinstallatie door middel van proefdraaien de nodige aandacht worden besteed. De referentiesituatie moet voor grondwaterkwaliteit en het stromingspatroon worden vastgesteld. Monitoring (middels meting van stijghoogten in peilbuizen, periodieke bemonstering en analyse) dient vroegtijdig te worden begonnen, zodat de gevolgen van de ingrepen op de grondwaterstijghoogten kunnen worden vastgesteld.

Aansluitend is de controle op de neveneffecten van de onttrekking, zoals zettingen, van belang. Om de gevolgen van de ingrepen goed te kunnen vaststellen en te volgen moet de uitgangssituatie (hoogte maaiveld middels zakbakens, stand van de bebouwing middels bouten in gebouwen etc) goed worden vastgelegd. De resultaten van de in de implementatiefase uitgevoerde werkzaamheden dienen aan de opdrachtgever/bevoegde instantie te worden gerapporteerd.