Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, geohydrologisch, uitgangspunten voor het ontwerp, monitoring en nazorg

De kwaliteitsborging van een geohydrologische isolatie dient te worden verzekerd door uitvoering van een adequaat monitoring- en nazorgprogramma in de gebruiks/beheersfase. Monitoring bestaat uit: toetsing of aan de IBC-doelstellingen wordt voldaan en of er geen ongewenste neveneffecten optreden. Nazorg bestaat uit: controle op technisch functioneren, onderhoud, reparatie, vervanging van onderdelen en besturing van het isolatiesysteem (door aanpassing van pompdebieten e.d. aan de wisselende omstandigheden). De organisatie hiervan en de voorschriften voor ingrijpen bij falen van het systeem zijn opgenomen in het beheersplan. Voor meer informatie over algemene aspecten van beheersing en controle zoek ook op controle in de gebruiksfase.

Monitoring
Het doel van monitoring is de controle op het functioneren van het isolatiesysteem en het vaststellen van eventuele effecten ervan op de omgeving. Naast een toetsing van het totale systeem aan de doelstelling (‘stand still’ beginsel), wordt het functioneren van ieder element (put, drain, enz.) gecontroleerd. Aan ieder element in het systeem wordt namelijk een eis gesteld: een opgelegde verhoging of verlaging van de stijghoogte (te controleren met peilbuis in het onttrekkingsfilter) dan wel een infiltratie- of onttrekkingsdebiet (te controleren via debietmeters). Een monitoringsysteem bestaat uit een meetsysteem (debietmeters, peilbuizen), een database en een managementsysteem dat weergeeft welke acties moeten worden ondernomen bij onvoldoende functioneren. Er is literatuur beschikbaar waarin wordt ingegaan op de opzet van een monitoringsysteem (zie literatuurverwijzing 8,9,10 en 11).

Verder dient te worden gecontroleerd of de neveneffecten acceptabel zijn. Dit kan gebeuren door de stijghoogte in peilbuizen te registreren en zettingen en bebouwingsschade vast te stellen door waterpassingen.

Nazorg
In de gebruiks/beheersfase zal in eerste instantie het technisch functioneren van onderdelen van het systeem worden gecontroleerd (putten, pompen, waterzuivering, enz.). Periodiek onderhoud, reparaties en noodzakelijke vervangingen zijn van belang om het langdurig functioneren van het systeem te garanderen. De werking van pompputten dient periodiek (bijv. jaarlijks) te worden gecontroleerd. Als zich een putverstopping voordoet moet de betreffende put worden geregenereerd.

De werking van drains dient periodiek te worden gecontroleerd. Door middel van schoonspuiten kunnen drains worden geregenereerd. Hiertoe is het noodzakelijk inspectie- en doorspuitputten aan te leggen.

Aan de beheers-voorwaarden kan worden voldaan door al in de ontwerpfase het systeem zodanig te dimensioneren dat het uitvallen van een deel van het systeem door de rest kan worden opgevangen.