Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, geohydrologisch, uitgangspunten voor het ontwerp, werkingsprincipe van peilbeheersing open water

In 1993 zijn ontwerp-richtlijnen voor IBC-maatregelen voorgesteld (zie literatuurverwijzing 1). Ook voor het ontwerp van een geohydrologische isolatie is het ‘stand still’- beginsel het uitgangspunt: de verontreiniging moet zoveel mogelijk op zijn plaats blijven (voor meer informatie zoek ook op uitgangspunten van isoleren).

Peilbeheersing open water
Door het peil van open water (sloten, vijvers) te beheersen kunnen de grondwaterstijghoogten en daarmee de grondwaterstroming in de omgeving van het open water worden beïnvloed. Door plaatselijke afsluiting van een deel van een open waterloop kan de peilbeheersing lokaal worden opgelegd (zie figuur Schematische weergave geohydrologische isolatietechnieken, voorbeeld A). Er kan sprake zijn van peilverlaging en van peilverhoging. Open waterlopen zijn immers ook geschikt voor de infiltratie van water. Als open waterlopen reeds aanwezig zijn, kan hiervan gebruik worden gemaakt. Neerslagen die bij infiltratie kunnen ontstaan, veelal aan de oevers, kunnen eenvoudig worden verwijderd.

Peilbeheersing van open waterlopen is toepasbaar voor ondiepe verontreinigingen. Als natuurlijke taluds moeten worden toegepast, wordt de ruimte die het open water inneemt al snel groot bij toenemende diepte. Nadelen van open waterlopen zijn dan ook het ruimtebeslag, de beperkte toegankelijkheid van het terrein, het onderhoud (vegetatie, verontreinigd slib) en de mogelijke blootstelling van mens, dier en plant aan verontreinigd oppervlaktewater.