Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, geohydrologisch, uitgangspunten voor het ontwerp, werkingsprincipe selectieve onttrekking drijflagen

Selectieve onttrekking drijflagen
Organische stoffen mengen in het algemeen slecht met water. Als de verontreiniging bestaat uit een vloeibare fase die slecht/niet opmengt met het grondwater kan door dichtheidsstroming:

  • een drijflaag (LNAPL = light non aqueous phase liquid) ontstaan op het grondwateroppervlak wanneer de verontreiniging een kleinere dichtheid heeft dan water.
  • een zinklaag (DNAPL = dense non aqueous phase liquid) ontstaan wanneer de verontreiniging een grotere dichtheid heeft dan water.

Als zich op het grondwateroppervlak een drijflaag bevindt kunnen de vloeibare verontreinigende stoffen zich op termijn in het onttrekkingsfilter verzamelen. Als de drijflaag tegelijk met het grondwater onttrokken wordt (zie onderstaande figuur, afbeelding a), ontstaat opnieuw opmenging. Dat is vanuit het oogpunt van zuiveringstechniek niet wenselijk. Bovendien kan de zone die door de drijflaag wordt verontreinigd zich op deze manier in verticale zin verbreden. Efficiënter is een systeem van gescheiden onttrekkingen (zie onderstaande figuur, afbeelding b). Hierin zorgt een onderwaterpomp voor de noodzakelijke stijghoogteverlaging en een tweede op het grondwater drijvende pomp voor onttrekking van de drijflaag. Op deze manier kan de drijflaag afzonderlijk worden verwerkt. Voor meer informatie zoek ook op selectieve onttrekking. Periodieke verwijdering van drijflagen in een pompput of peilput kan ook met mobiele pompen plaatsvinden. Een voorwaarde voor een goede verwijdering van een drijflaag is wel dat deze fase niet al te visceus is.

Met het isoleren en gescheiden onttrekken van zinklagen is relatief weinig ervaring.