Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, geohydrologisch, uitvoeringsvormen, onttrekken uit horizontale drains

Uitvoeringsvormen
Bij onttrekking uit horizontale drains wordt de stijghoogte beïnvloed door de waterdruk in de drains te regelen. De drains liggen onder de grondwaterspiegel en lozen water op een centrale pompput waarin een zuig-perspomp hangt. Deze pomp reageert op het waterpeil in de put door het overschot naar een waterzuivering of lozingspunt te pompen. De waterhoogte in de put bepaalt direct de druk in de drains en daarmee de stijghoogte van het grondwater (zie onderstaand figuur). Bij goed functioneren ligt de resulterende grondwaterspiegel vrijwel op het ingestelde niveau in de centrale put (feitelijk door dynamische effecten, iets erboven).

De drains bestaan uit een (veelal) geribbelde en geperforeerde buis met eventueel een omhulling van kokos- of kunststofvezels. De drain ligt in een bed van grofkorrelig materiaal (grind) dat als filter dient en verstopping van de buis met fijne deeltjes moet voorkomen. De drain kan indien noodzakelijk zeer lang zijn als er maar voldoende inspectieputten worden aangebracht. De effectiviteit van de drain hangt wel van de lengte af.

Het geohydrologisch vooronderzoek is vergelijkbaar met dat voor het onttrekken uit verticale filters in de bodem. In verband met het voorkomen van kabels en leidingen en ondergrondse obstakels dient het voorgenomen tracé van de drains vooraf goed te zijn verkend. Het tracé, de diepte van de drains en de te handhaven stijghoogte worden in de ontwerpfase vastgesteld. Uiteraard komen daarbij ook ontwerpaspecten van de drain zelf, de pompput, leidingwerk en waterzuivering enz. aan de orde.