Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, in-situ immobilisatie, vuistregels en toepassingsgebied

Inleiding
In tabel Checklist is weergegeven welke gegevens ter beschikking moeten staan om de toepasbaarheid van een in situ immobilisatie te kunnen vaststellen. Als deze gegevens bekend zijn kan met de vuistregels het gebied worden bepaald waarin een techniek in principe kan worden toegepast. Uit de toepassingsvoorwaarden volgt in welk gebied een techniek mag worden toegepast. Beide gebieden samen bepalen het toepassingsgebied dat ‘mogen’ en ‘kunnen’ omvat. Bij het toepassingsgebied dient men te denken aan de bodemtypen, verontreinigende stoffen, geohydrologische situatie en dergelijke waarbij de techniek in principe goed kan werken.

Toepasbaarheid in situ opmengen met bindmiddelen

Effectiviteit van in situ opmengen met bindmiddelen
Er is weinig ervaring met in situ immobilisatie. Dit maakt het onmogelijk om voorspellingen te doen over de effectiviteit van deze vorm van immobilisatie, zeker op de lange termijn. Als uitvoering van deze techniek wordt overwogen, dient de effectiviteit in een proefproject te worden vastgesteld. Met het uitvoeren van uitloog- en sterktetesten kan vooraf in het laboratorium een indruk worden verkregen van de effectiviteit van het bindmiddel bij de te behandelen type bodem en aard en concentraties van de verontreinigende stoffen. De mate van menging is sterk bepalend voor het eindresultaat. Onvoldoende menging kan veroorzaakt worden door heterogeniteit van de verontreinigde bodem en/of onvoldoende mengcapaciteit en kan leiden tot een grote variatie in kwaliteit.

Type bodem
In ons land is deze techniek waarschijnlijk in vrijwel alle granulaire bodems toepasbaar. Bij heterogene bodems en/of heterogene verspreiding van de verontreinigende stoffen kan een goede menging meer problemen opleveren. De aanwezigheid van veel organisch materiaal is ongunstig.

Diepte
Het is onbekend tot op welke diepte deze techniek effectief is, maar dit is zeker afhankelijk van de grondslag. Voor stabilisatie van bodems voor funderingen is met dezelfde injectietechnieken een haalbare diepte van 30-40 meter gerapporteerd (zie literatuurverwijzing 9).

Aard van de verontreinigende stoffen
Immobilisatie door middel van fysisch/chemische binding zal, gezien de ervaringen bij de procesmatige verwerking door immobilisatie van reststoffen en baggerspecie, voornamelijk van toepassing zijn op gevallen van bodemverontreiniging met anorganische stoffen (voor meer informatie zoek ook op met bindmiddelen te immobiliseren verontreinigende stoffen).

Omgevingsfactoren
Het is niet bekend in hoeverre deze factoren de toepassing van deze techniek kunnen beïnvloeden.

Toepasbaarheid in situ vitrificatie

Effectiviteit van in situ vitrificatie
De effectiviteit van deze techniek werd bij een aantal proefprojecten als hoog beschouwd, omdat gebleken is dat vrijwel alle organische verbindingen verbranden en de anorganische verontreinigende stoffen ‘permanent’ worden geïmmobiliseerd. Een kritisch punt is dat vluchtige stoffen moeten worden afgevangen. Voorwerpen moeten uit de bodem worden verwijderd (voor meer informatie zoek ook op in situ immobilisatie, toepassingsvoorwaarden, milieubelasting).

Type bodem
Het is niet bekend of de aard van het bodemmateriaal (korrelig/ cohesief) van invloed is op de toepasbaarheid van de techniek. De techniek werkt op een verzadigde bodem, maar het water in de bodem moet eerst worden verdampt voor het vaste bodemmateriaal zal smelten. Combinatie met grondwaterstandbeheersing met andere middelen zal vaak raadzaam zijn. Bij verzadigde bodems met hoge permeabiliteit (meer dan 10-4 cm/s) is een tijdelijke aanvullende grondwateronttrekking vereist (zie literatuurverwijzing 15).

Diepte
In proefproject toegepast tot ongeveer 5 m diepte (zie literatuurverwijzing 9).

Aard van de verontreinigende stoffen
Deze techniek is op alle typen verontreinigende stoffen van toepassing. Bij aanwezigheid van veel metalen (bijv. vaten met verontreinigingen) kan kortsluiting tussen de elektroden ontstaan. Bij aanwezigheid van los gepakte afvalstoffen of veengrond kunnen ondergrondse branden ontstaan.

Omgevingsfactoren
In de nabijheid van bebouwing is de toepassing waarschijnlijk niet geschikt. Er mogen vanzelfsprekend geen nog te gebruiken leidingen, rioleringen e.d. in de te vitrificeren bodem aanwezig zijn.