Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

F7 Begrippenlijst isolatie

Aantasting
Verandering van fysische, chemische en mechanische eigenschappen van een materiaal onder invloed van het milieu waarmee het in contact komt

Afdekken
Het aanbrengen van een laag boven de verontreinigde bodem teneinde contactrisico's te beperken.

Afdichting
Het aanbrengen van een civieltechnische isolatielaag in de vorm van een laag tussen de verontreinigde bodem en de omgeving.

Artesisch grondwater
Grondwater in een afgesloten watervoerende laag, waarin de stijghoogte van het grondwater boven het oppervlak uitkomt.

Bentoniet
Kleimineraal dat onder invloed van water sterk kan zwellen (tot 10 maal het eigen volume) en daardoor goede waterdichte eigenschappen kan hebben.

Bovenafdekking
Een isolatiemethode waarmee door het aanbrengen van een laag op de verontreinigde bodem in ieder geval wordt beoogd de directe contactrisico's met de verontreinigende stoffen in de bodem te beperken.

Bovenafdichting
Een isolatiemethode waarmee, door het aanbrengen van een voorziening boven de verontreinigde bodem, in ieder geval beoogd wordt de infiltratie van het neerslagoverschot in de bodem te beperken.

Bovenafdichtingsconstructie
Het geheel van verschillende functionele lagen waaruit een bovenafdichting bestaat.

Bronbemaling
Het uit de bodem onttrekken van grondwater door middel van een zuigpomp. Er is verder een onderscheid mogelijk tussen vacuümbemaling en zwaartekrachtbemaling.

Capillair onderbrekende laag
Een horizontale laag met een dusdanige korrel- verdeling (grootte van de poriën) dat capillaire opstijging van (verontreinigd) bodemvocht ermee wordt voorkomen.

Chemische barrière
Een laag die, door de interactie van de stoffen waaruit de wand bestaat en verontreinigende stoffen, de verspreiding van deze verontreinigende stoffen door de laag heen beperkt.

Chemisorptie
Adsorptie van een atoom of verbinding aan een oppervlak middels chemische binding.

Combinatiewand
Een diepwand met een ingehangen slechtdoorlatende folie.

Compactie
De samendrukking van een laag teneinde met een lagere porositeit een lagere doorlatendheid te bewerkstelligen.

Corrosie
De aantasting van een materiaal ten gevolge van chemische of elektrochemische reacties met componenten uit de omgeving.

Crosscontaminatie
Het (ongewenst) verspreiden van bodemverontreinigende stoffen naar een andere bodemlaag bij het doorboren van een slechtdoorlatende afsluitende laag.

Diepbron
Een verticaal in de bodem geplaatst filter van waaruit middels een in het grondwater hangende onderwaterpomp grondwater uit de bodem kan worden onttrokken.

Diepwand
Een verticale slechtdoorlatende in de grond gevormde wand, aangebracht in een gegraven sleuf en voornamelijk bestaand uit cement en bentoniet (en eventueel zand).

Drainagelaag
Onderdeel van een afdichtingsconstructie waarmee wordt beoogd het van bovenaf in de constructie geïnfiltreerde water uit de constructie te verwijderen.

Flocculatie
Aggregaatvorming van colloiden door het binden van colloïden via polymeren.

Fullerkromme
De grafiek die de korrelverdeling weergeeft van granulaire bodem met een dusdanige sortering dat het totale porinvolume minimaal is.

Gasdrainagelaag
Onderdeel van een afdichtingsconstructie waarmee wordt beoogd de vanuit de verontreinigde bodem afkomstige vluchtige stoffen uit de constructie te verwijderen.

Gebruikslaag
Onderdeel van een bovenafdichtingsconstructie waarmee de voor het gewenste hergebruik vereiste condities worden geschapen (veelal standplaatsvegetatie).

Grondspanning
De totale in de grond heersende spanningen opgebouwd uit korrelspanningen en waterspanningen.

Grout
Cement of chemische injectievloeistof die in grondmassief wordt geïnjecteerd om scheuren, holten of poriën op te vullen.

Immobilisaat
De geïmmobiliseerde bodem inclusief de zich daarin bevindende bodemverontreinigende stoffen.

Immobilisatie
Een technische ingreep waarmee de chemische en fysische eigenschappen van materialen zo kunnen worden gewijzigd dat de zich erin bevindende verontreinigende stoffen zijn vastgelegd.

Injectie
Het in de bodem spuiten van een substantie.

Kationenuitwisseling
Proces van het uitwisselen van eenwaardige en tweewaardige kationen aan kleimineralen. Door deze uitwisseling kunnen de zweleigenschappen van kleimineralen, waaronder bentoniet, verminderen. Door deze vermindering nemen de isolerende eigenschappen af.

Negatieve kleef
Omlaaggerichte wrijvingskracht op palen of andere funderingselementen, b.v. damwanden, als gevolg van zetting van samendrukbare lagen. Door negatieve kleef neemt het draagvermogen van paal of funderingselement af.

Onderafdichting
Een isolatiemethode waarmee beoogd wordt de verontreinigde bodem van onderen af te sluiten voor instromend schoon grondwater en de verspreiding van verontreinigende stoffen naar diepere lagen te voorkomen.

Onderloopsheid
De stroming van (grond)water onder een onvoldoende diep doorgezette verticale afdichtingswand door.

Onttrekking
De verwijdering van grondwater uit de bodem.

Onttrekkingsfilter
Een geperforeerde buis die verticaal of horizontaal (bij drains) in de bodem wordt geïnstalleerd en waaruit grondwater kan worden onttrokken.

Onttrekkingspunt
De plaats waar onttrekking plaatsvindt.

Onttrekkingssysteem
Een samengesteld geheel bestaande uit één of meer onttrekkingspunten waarmee het totale voor een locatie vereiste debiet aan de bodem kan worden onttrokken.

Panelen
Een segment van een dichtwand dat in één keer wordt gemaakt. Een paneel kan uit meerdere (graaf)snedes bestaan.

Poriëninjectie
Het in de bestaande bodemporiën spuiten van een mengsel zonder de poriestructuur aan te tasten.

Proctorproef
Proef waarbij nagegaan wordt bij welke watergehalte verdicht moet worden om de maximale dichtheid van een korrelvormig materiaal te bereiken.

Reactiviteit (chemisch)
Het vermogen om een (scheikundige) reactie aan te gaan.

Scenario
Een (nog abstract) geheel van parallel of seriegeschakelde activiteiten.

Slecht doorlatende laag
Onderdeel van een bovenafdichting(sconstructie) dat door de lage doorlatendheid de infiltratie van het neerslagoverschot in de bodem beperkt.

Slot
De constructie waarmee de onderlinge aansluiting van individuele elementen in een verticale afdichting (foliewand, damwand) wordt verzekerd.

Slurry
Het nog onverharde mengsel, veelal bestaande uit in ieder geval cement en bentoniet, waaruit een dichtwand bestaat.

Stagnatiepunt
Benedenstrooms van de grondwateronttrekking gelegen punt waar de grondwaterstroming gelijk is aan 0. Op dit punt stroomt het grondwater niet in benedenstroomse richting en niet naar het onttrekkingspunt toe. Het stagnatiepunt geeft aan tot hoever de invloed van de grondwateronttrekking in benedenstroomse richting reikt.

Steunvloeistof
Het bentonietwatermengsel waarmee de stabiliteit van een dichtwandsleuf tijdens het graven volgens het tweefasen systeem wordt verzekerd.

Stijghoogte
De som van drukhoogte en plaatshoogte, overeenkomend met de afstand van het peil dat met een tensiometer uitmondend in het beschouwde punt, kan worden gemeten, tot het referentieniveau ten opzichte waarvan de plaatshoogte is bepaald.

Uitvoeringswijze
De manier waarop een techniek tot uitvoering wordt gebracht. Vacuümbemaling Het verwijderen van overtollig water middels verticale in de bodem geplaatste filters

Verontreinigingssituatie
De milieuhygiënische toestand van de bodem, uit te drukken in de aard van de verontreinigende stoffen en de begrenzingen van het gebied waarin de milieuhyginische kwaliteit van de bodem afwijkt van die van de omgeving.

Verticale afdichting
Methode waarmee beoogd wordt de verontreinigde bodem in horizontale zin van zijn omgeving te isoleren teneinde de toestroming van omgevingswater en de verspreiding van verontreinigende stoffen te beperken.

Verticaliteit
De mate waarin de oriëntatie in de Zrichting van een afdichtingswand de verticaal benaderd.

Vertoeren
Het doorboren van slecht doorlatende bodemlagen met een kleinere diameter om lekstromen te voorkomen.

Vitrificatie
De verglazing van, in dit geval een verontreinigde bodem, teneinde de zich in de bodem bevindende verontreinigende stoffen te immobiliseren.

Waterbalans
De vergelijking van de hoeveelheden water betrokken bij toevoer, afvoer, onttrekking en verandering in berging over een bepaalde periode en binnen een gegeven gebied.

Waterdruk
De druk van het water ten opzichte van de atmosferische druk. Waterloop Een langgerekte verlaging in het terrein van natuurlijke of kunstmatige oorsprong die permanent of periodiek stromend water bevat.

Zelfherstellend vermogen
Het vermogen van een afdichtende laag om door calamiteiten ontstane lekkagepunten te dichten. Het zelfherstellend vermogen is een gevolg van de zwelcapaciteit en de plastische eigenschappen van de toegepaste kleimineralen.

Zetting
Bodemdaling als gevolg van inklinking van onderliggende bodemlagen.

Zwaartekrachtbemaling
Het verwijderen van overtollig water uit de bodem middels filters waarnaar het grondwater onder vrij verval toestroomt.